2M OKTOBER 1985 eventuele vergunning wordt afgegeven. Die MER-rapportage blijft doorlopend haar effect houden. Het is niet aan ons om de MER- rapportage naar voren te halen omdat in de wettelijk vastgeleg de procedure de MER-rapportage, en U hebt dat ook in de proce dure die geschetst is op pagina 1 in het voorstel kunnen zien, is ingebouwd. De heer MARTENS Wethouder Römkens heeft minuten geleden gezegd dat hij, mocht blijken dat uit die MER-procedure aanzienlijk meer aspecten ko men, binnen het college college zal verdedigen dat het college een nieuw besluit neemt. Ik neem aan dat hij dat de raad voor stelt. Wanneer is echter dat tijdstip nu gekomen? Kan men nog als gemeenteraad van Breda het besluit wat nu vanavond zeer waarschijnlijk genomen gaat worden, nog terugdraaien? Wethouder RÖMKENS Ik denk dat het niet duidelijk is wat ik daarnet bedoeld heb. De heer MARTENS Nee, anders vraag ik het niet. Wethouder RÖMKENS Ik heb bedoeld dat hier een samenhangend voorstel wordt ge daan. Er wordt gezegd dat het op grond van de criteriatoepassin- gen niet onaanvaardbaar is, mits aan de invulling van de eisen die uit de MER-rapportage komen, wordt voldaan. Dat betekent dat er dus ja wordt gezegd, inclusief de volledige beantwoor ding aan die MER-rapportage. Als dus niet aan die MER-rappor tage is voldaan, betekent het in feite nee. De heer DE ZWART De heer Martens sprak erover dat wij vanavond een besluit zou den nemen in de sfeer van "geen overwegende bezwaren". Ik zou willen attenderen op het feit dat als je de hele considerans van onze discussie bekijkt, we toch terdege praten over een zeer kritische houding. Wethouder RÖMKENS De heer Martens heeft vervolgens de groeistadfunctie ten tonele gevoerd. In het regeringsvoornemen deel A worden nadrukkelijk in het waarborgbeleid de voorgestane ontwikkelingen gegaran deerd. Alleen uit zorgvuldigheidsoverwegingen, in het bijzonder toegepast op de Haagse Beemden, hebben wij in de besluitvorming het mogelijk negatieve effect op de functie die wij hebben als groeistad, willen stipuleren. Ik ben blij dat de heer Martens uiteindelijk wel de conclusie trekt dat wij respect voor el- kaars standpunt hebben en dat wij tot een zakelijke afweging moeten komen. Mocht hetgeen wat ik zoeven heb gezegd niet zake lijk overgekomen zijn, dan hoop ik dat ik met de rest, die zake lijkheid weer enigermate in het spoor heb gebracht. De heren De Bruijn, Simons en Scharff zijn met name ingegaan op het feit dat wij niet de criteria beoordeeld hebben. De heer Scharff 1018

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1985 | | pagina 1018