24 OKTOBER 1985
1026
De heer SCHARFF
Ik ben tegen het voorstel.
De heer CRUL
Ik heb nog één vraag waar de wethouder onvoldoende op is inge
gaan. Een besluit kun je karakteriseren als een besluit: "ja,
mits". Dat is ook onderschreven door de wethouder. Zoals hij nu
vandaag die "ja, mits" uitlegt, zijn de "mitsen" ontbindende
voorwaarden. Mijn vraag is welke procedure de meerderheid van
het college nog voor zich ziet en in welke mate worden we nog
in deze zaak betrokken? Hoe kunnen we die "mitsen" waarmaken?
Dat is waar het om draait.
Wethouder RöMKENS
In de tweede termijn hebben de geachte dames en heren meer te
gen elkaar gepraat als tegen het college, dus ik beperk me tot
enkele opmerkingen. Met mijn opmerking "prematuur", in de rich
ting van mevrouw Van Bergen, heb ik bedoeld dat ik het prema
tuur vind om nu al uit te gaan van 20.000 manjaren omdat, maar
ik wil me nu niet daarop vastleggen en ik wil dat ook niet als
zwaarste wegingsargument naar voren brengen, ik andere argumen
ten persoonlijk belangrijker vind. U hebt dat echter al gecon
stateerd daar waar U zegt dat de tegenargumenten breder uitgeme
ten worden als de pro-argumenten. De heer De Bruijn zegt nog
iets over een argument wat noch in de discussie noch in de com
missie aan de orde is geweest. Moerdijk is inderdaad toegevoegd
aan de lijst om de keuzemogelijkheden uit te breiden maar we
hebben daarover ook geen enkele weging gegeven. Aan de eindwaar-
dering over Moerdijk in de totale reeks hoef ik na hetgeen de
heer De Zwart heeft gezegd, niets meer toe te voegen. Het zal U
duidelijk zijn dat ik geen enkele behoefte heb om in de rich
ting van de heer Simons nog te reageren. Terecht heeft de heer
Crul gezegd dat ik een vraag ben vergeten te beantwoorden. Wat
is herkansing? Ik heb duidelijk gezegd dat de raad van Breda ge
bruik moet maken van de mogelijkheid om in het kader van de
P.K.B. een uitspraak te doen. Die uitspraak wordt ter kennis ge
bracht van de rijksoverheid. In mijn ogen is het zo dat hier
een besluit ligt, waarbij, als we het omgekeerd zouden zeggen,
als uit de MER-procedure niet die factoren volgen die een maxi
male belasting van het milieu mogelijk maken, wij zeggen dat
Moerdijk onaanvaardbaar is. Wij beslissen echter niet over de
vestigingsplaats. Dat mag duidelijk zijn. Concreet hebben wij
een mogelijkheid om daar invulling aan te geven en dat hebben
wij ook in de commissie gezegd, voor zover wij betrokken zijn
bij een eventuele vestiging en voor zover wij al dan niet mede
eigenaar zijn van de grond. Dat is de concrete mogelijkheid.
Daarvan weten we dat wij daar 1/6 van de mogelijkheid hebben.
Ik ben ervan overtuigd dat wanneer niet aan de eisen van Breda
voldaan wordt, zoals deze door de raad in meerderheid worden
vastgesteld, het college zich verplicht om volgens die raadsuit-
spraak te handelen. Dat is de herkansing. Ik hoop dat ik daar
mee in voldoende mate die vraag beantwoord heb.