21 NOVEMBER 1985 1059 van de Kadernota en de opstelling van de begroting, die ontwik kelingen rechtvaardigden, dat wij aan de algemeen geconstateer de behoefte van de raad om de o.g.b. minder sterk te verhogen dan was voorgesteld, ruimhartig tegemoet te komen. De heer De Hoogh zegt: het lijkt meer dan het is, want het nominale bedrag van f 1 miljoen wordt toch gehaald. Ik wijs er dan toch nog maals op, dat de veronderstellingen, die toen daaraan ten grond slag lagen, niet gebaseerd waren op de feitelijke uitkomsten en resultaten van de ogb-opbrengst op basis van de hertaxatie aanvang 1984. U hebt formeel en nominaal gelijk, althans wat het bedrag betreft nominaal. Het is wel degelijk een mindere verhoging dan bij de Kadernota was voorgesteld. De heer Van den Wijngaard heeft veel gezegd waar ik het in belangrijke mate mee eens kan zijn. Het is voor mij geen aanleiding om daarop te rea geren, want het was meer beschouwend van aard. De heer Hen dricks daarentegen wijst in het bijzonder op de problematiek van de bouwleges. Hij vindt 17% exhorbitant hoog. Ik wijs de heer Hendricks erop dat ik ook in de commissie gezegd heb dat deze verhoging weliswaar past binnen de marges die ons ten dien ste staan, maar het houdt inderdaad een forse verhoging in en dat zou, voor zover dat uit veronderstellingen zou kunnen blij ken, mogelijk invloed kunnen hebben op de aantrekkelijkheid voor het bouwen in Breda. Dat was een van de elementen over de effecten, die het zou kunnen hebben. Ik kom daar dadelijk op te rug naar aanleiding van de motie van de heer De Hoogh. Hij vraagt of wij nu al toe kunnen zeggen, dat we dat de volgende keer kunnen bevriezen. Het zal duidelijk zijn, dat het mij niet gegeven is nu iets te bevriezen. Het is wel zo dat de mogelijk heden om de bouwleges verder te verhogen vanwege het naderende plafond toch beperkt zijn. Het zal niet de bevriezing zijn die de heer Hendricks bedoeld. Ieder zal de opmerking als zodanig zien, zeker tegen de achtergrond van de inventarisatie waar we mee bezig zijn. Het zal nadrukkelijk een wegingsfactor zijn, die meegenomen zal worden. We hebben in de commissie het automa tisme van de koppeling tussen bepaalde prijsstijgingen en de prijsindex aan de orde gesteld. Toen is ook gesproken over zelf vervulling. Ik wil er twee opmerkingen over maken. Op de eerste plaats heb ik ten principale met de motie, althans zoals hij uitgesproken wordt, geen enkele moeite, want het gebeurt al elk jaar. Alleen denk ik dat de fractie van D'66 iets anders be doelt, nl. dat wij eigenlijk van een no-optie zouden moeten uit gaan en los van kostprijsdekkende tarieven de onderbouwing moe ten geven waardoor de automatische koppeling losgelaten is. Ik moet er echter op wijzen, dat datgene, wat als mening wordt uit gedragen in de motie, in feite gebeurt. De tariefstijgingen mo gen niet automatisch gekoppeld worden aan de prijsstijgingen. Dat gebeurt ook niet. Helaas moet ik daarbij zeggen dat als het afwijkt, dit veelal in opwaartse zin gebeurt. Bovendien moeten eventuele tariefstijgingen onderbouwd worden. De belangrijkste onderbouwing van de tariefstijgingen is gelegen in het feit dat bepaalde kostenstijgingen zich voordoen, en dat je ook aan de inkomstenkant tot stijgingen moet komen. Ik kan dus zeker geen garantie geven dat dat in de toekomst achterwege blijft. Een

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1985 | | pagina 1059