12 DECEMBER 1985
De heer DE ZWART
Dit onderwerp is de laatste tijd zo veelvuldig besproken, dat al
les wat we er vanavond over zouden kunnen zeggen een herhaling is
van eerdere uitspraken. Voor één punt wil ik echter opnieuw Uw
aandacht vragen. Dat is de kwestie van de verstoorde verhoudingen
en het ogenschijnlijk structurele karakter hiervan. Met name dit
punt baart ons grote zorgen. Wij willen er dan ook voor pleiten,
dat vanuit zowel de manschappen als vanuit het commando het ge
zonde verstand mag zegevieren. Bestuurlijk dringen wij er bij U
op aan, dat U Uw verantwoordelijkheid niet uit de weg gaat en zo
nodig de gepaste maatregelen neemt, die er voor zorgen dat van
een normale bedrijfsvoering bij de brandweer op zo kort mogelijke
termijn weer sprake kan zijn.
De heer BERKHOUT
Tijdens de commissievergadering heb ik waardering uitgesproken
voor de wijze waarop dit college heeft gereageerd tijdens en na
de acties van het brandweerpersoneel. Mijn fractie handhaaft
dat. Door de discussies is toen nogal wat nadruk komen te liggen
op het handelen van anders samengestelde colleges. Niet verheeld
mag worden, dat ook de vakorganisaties, met name ABVA/KABOniet
vrijuit gaan. Bij mij is gebleken dat er in 1981 oplossingen zijn
geboden, die door die bond zijn ontweken door het stellen van ei
sen op andere gebieden. Ik memoreer eveneens het gehouden bele
vingsonderzoek en de ingestelde begeleidingscommissie, die met
haar werk in het voorjaar klaar was. Als het actiecomité op 31 ok
tober stelt dat het geduld op is, slaat dat op een periode van
veertien dagen. Men had namelijk pas op 17 oktober gereageerd op
een in augustus toegezonden overzicht van conclusies naar aanlei
ding van het rapport. Bovendien wist men dat het college en ver
scheidene fracties in de raad intensief met de problematiek bezig
waren. Ik stel vast dat de acties pasten in een landelijk pa
troon, dat op zich te begrijpen is, de achterstand van de amb
tenaren in het algemeen en de brandweer in het bijzonder. Overi
gens bewondert mijn fractie de toegepaste actiemethoden en de hou
ding van bepaalde vertegenwoordigers niet. Er is dus nu een oplos
sing, zij het dat er een betere onregelmatigheidstoeslag komt
voor de op vijftien teruggebrachte uitruksterkte in plaats van de
zestien die we gewoon zijn sinds 1968. Ik heb in de commissiever
gadering gezegd dat de leiding en het personeel in een onmoge
lijke situatie zijn geraakt. De verhoudingen binnen het korps ver
dienen extra aandacht. Naar de mening van mijn fractie kan aan ex
terne hulp bij de begeleiding niet worden ontkomen. Ten slotte
wil ik graag Uw mening horen over de primaire arbeidsvoorwaarden
van de officieren. De beloningen wijken af van die in gemeenten
van vergelijkbare grootte. Als dat zo blijft, kan dat ten koste
gaan van de kwaliteit en stabiliteit van de leiding.
Mevrouw PELLIS
Ik ben wat ongerust als de verantwoordelijkheid helemaal bij de
1090