21 JANUARI 1985
113
tot een oplossing te brengen. Binnen enkele weken zal die werk
groep moeten rapporteren en binnen enkele maanden zal er duide
lijkheid moeten zijn over zowel de financiële als de bestuurlij
ke kant van het geheel. Ik ben me er van bewust dat ik met deze
hele summiere kennisschets feitelijk meer vragen oproep dan be
antwoord, maar de vele vragen die er nu rijzen, zal ik op dit
moment niet kunnen beantwoorden. Tot slot een paar opmerkingen
over het onderwijs voor ik aan de moties toekom. Ik denk dat ik
toch mag zeggen dat de werkdruk binnen de afdeling onderwijs
groot is, deels veroorzaakt door de reorganisatie, deels ook
door personele mutaties maar ook door de enorme uitbreiding van
het werk.Er zijn nieuwe ontwikkelingen: De Wet op het basison
derwijs, het onderwijsvoorrangsbeleid, onderwijskundige ontwik
kelingen. Per dag komt er bij de afdeling onderwijs één circu
laire binnen. Dat zijn er wel 360 in een jaar, die allemaal de
nodige activiteiten moeten ondergaan. Tegen die achtergrond ben
ik genoodzaakt om zuinig te zijn met toezeggingen, want we mo
gen de mensen niet over de kop jagen. Toch kan ik mevrouw Van
Rooij toezeggen dat het beleidsplan openbaar onderwijs eind vol
gende maand aan het college zal worden aangeboden en daarna
uiteraard heel snel ook richting raad zal gaan. De regionalise
ring van de schooladvies- en begeleidingsdienst zal nagenoeg
gelijktijdig worden afgerond. Recentelijk is het overleg met
het ministerie over de zogenaamde "B-3" status, en dat was een
erg belangrijk onderdeel, met het gewenste resultaat afgeslo
ten. Aansluitend komt uiteraard ook de notitie over het onder
wijsoverleg, maar wel in die tijdsvolgorde, waarmee ik overi
gens niet suggereer dat de andere door mij zojuist genoemde
zaken, niet in goed overleg met de diverse richtingen van het
onderwijs tot stand komen. De aansluitingsproblematiek basison-
derwijs-voortgezet onderwijs met name ten aanzien van de cumi-
leerlingen, geeft ons zorg. Dat is zeker waar, niet zo zeer fi
nancieel maar wel hoe moet je er nu feitelijk op inspelen? De
pas opgestarte discussie in de commissie onderwijs zal zeker in
de komende maanden een vervolg krijgen. Een groot aantal vragen
en opmerkingen houden verband met de relatie openbaar onderwijs-
bijzonder onderwijs. Ik wil er geen enkel misverstand over la
ten bestaan dat ik me daarin laat leiden, en het college zich
daarbij laat leiden, door hetgeen wat in het programakkoord is
opgenomen. Dat impliceert dat wij geen specifiek openbaar onder
wijsbeleid kunnen en mogen voeren. Wat wel richtsnoer is, is
dat het openbaar onderwijs gelijke kansen krijgt, zodat de scho
lenbouw in de Haagse Beemden bijvoorbeeld bij het basisonder
wijs gelijktijdig start. Het openbaar onderwijs kan hier en
daar bijvoorbeeld een voorbeeldfunctie vervullen. Het openbaar
onderwijs spreekt mee in overlegsituaties en het openbaar onder
wijs krijgt die positie die het wellicht in het verleden niet
altijd heeft gehad maar waar het recht op heeft. Dat impli
ceert, naar mijn mening, dat het openbaar onderwijs zeker in
dit stadium, daar waar nog gestuurd en gestimuleerd moet worden
en daar waar het nog expliciet aandacht vraagt en ook moet krij
gen, niet moet worden overgedragen aan de bestuurscommissie ex
artikel 61. Ik ben bepaald geen tegenstander van bestuurscom
missies ex artikel 61, daar heeft U in het verleden kennis van