16 DECEMBER 1985
Bredase burgers werd niet wezenlijk verminderd. Er was eveneens
in sociaal opzicht sprake van een verantwoord beleid getuige
het feit dat tal van nieuwe activiteiten werden gestart, waar
van juist vooral de minder draagkrachtige inwoners profiteren,
zoals de bestrijding van de jeugdwerkloosheid, minderhedenbe
leid, emancipatie, kinderopvang en de aanpak van het woonlasten-
beleid. Niettegenstaande de beperkte financiële mogelijkheden
kon met betrekking tot de voorzieningen op het gebied van onder
wijs, cultuur, jeugd, sport en recreatie en in de sectoren wo
nen en milieu een belangrijke vooruitgang worden geboekt, waar
door het woon- en leefklimaat werd verbeterd. Breda heeft daar
door haar aantrekkelijkheid als vestigingsplaats voor het be
drijfsleven kunnen versterken. Er is dan ook een opvallende
groei van de werkgelegenheid gerealiseerd, in het bijzonder in
de kantorensector, waardoor Breda zich langzamerhand lijkt te
ontwikkelen tot het dienstverlenend centrum van Noord-Brabant.
Wij hebben de opvatting, dat het beleid, zoals dat thans in sa
menwerking tussen de fracties van C.D.A., V.V.D., P.v.d.A. en
D'66 wordt gevoerd, de beste waarborg biedt om er voor te zor
gen dat Breda ook in de toekomst voor al haar burgers een leef
bare stad blijft. De V.V.D. kiest daarom in haar onlangs vastge
stelde verkiezingsprogramma voor de periode 1986 - 1990 onder
het motto: "minder overheid, meer burger" voor de vorming van
een programcollege op brede basis, waarin in elk geval de grote
re fracties zijn vertegenwoordigd en dat door zo veel mogelijk
andere fracties wordt gesteund. Na deze financiële en politieke
terugblik op de bijna afgesloten bestuursperiode wil ik vervol
gens een korte beschouwing wijden aan de begroting 1986 en de
relatie met de Kadernota, zowel die van 1986 als die voor
1987. De begroting 1986 is de eerste begroting waar de raad bij
de voorbereiding een rol van enige betekenis heeft vervuld. Bij
de besluitvorming over de Kadernota 1986 heeft de raad de hoofd
lijnen voor het in dat jaar te voeren financiële beleid aangege
ven. De beoordeling van de voorliggende begroting moet daarom
naar onze mening vooral gericht worden op de vraag, in hoeverre
deze begroting een met de bedoelingen van de raad overeenstem
mende uitwerking van de Kadernota vormt. Met de maatregelen aan
gegeven in de Kadernota hebben wij ingestemd, omdat ze erop ge
richt waren inkomsten en uitgaven in evenwicht te brengen. Met
voldoening hebben wij nu vastgesteld, dat ook de begroting in
overeenstemming is met de door ons gehanteerde uitgangspunten
voor het financiële beleid: de begroting is sluitend en er is
sprake van een niet meer dan trendmatige verhoging van belastin
gen en tarieven. Wij zijn echter niet onverdeeld gelukkig met
de wijze waarop de begroting sluitend is gemaakt. Wij kunnen
ons niet aan de indruk onttrekken, dat er sprake is van kunst
en vliegwerk, nu het tekort wordt weggewerkt door het inzetten
van eenmalige, niet benodigde stelposten. Het bevreemdt ons in
hoge mate, dat onderzoek van de 19 in de kadernota opgesomde
structurele dekkingsmogelijkheden, de zgn. invulvoorstellen
tot zo weinig resultaat heeft geleid, dat niet op een meer
structurele wijze in het tekort kon worden voorzien. Toegezegd
was toch, dat de raad bij de vaststelling van deze begroting om
trent de effecten van de verschillende onderzoeken zou worden
1 162