21 JANUARI 1985
125
meedoen in de regeling. Renoverende mensen krijgen alles bij
elkaar waarschijnlijk wat minder en voor groot onderhoud komt
wat meer geld beschikbaar. Het probleem wat is aangeduid, is
het probleem van de woningen die in 1984 een beschikking hebben
gekregen en die in 1985 wordt uitgevoerd omdat je dan in de ene
straat wel een premie hebt en in de andere straat niet. Maak
dat maar eens waar. Ik heb, met bewoners pratend, aangegeven in
het verleden, de heer Simons heeft dat inderdaad aangegeven,
dat er 1.300 woningen, maar die zijn dan van de gemeente, in
bewerking zijn en in principe in aanmerking zouden komen voor
een overgangsregeling. Daar moet U Laurentius woningen in IJpe-
laar en St. Josephwoningen in Biesdonk (een kleine 600) bijtel
len en dan hebt U woningen die totaal via terugploegregeling of
anderszins in de prijzen zouden vallen. 2.000 Woningen a raison
van f 1.000,-- per woning zou betekenen dat U nu vraagt
f 2.000.000,-- op tafel te leggen aan eenmalige bedragen. Ik
denk dat dat uit geen enkele pot te halen valt. Wat ik U graag
wil toezeggen is te laten zien over welke woningen het gaat,
welke ingrepen het in de woningen zijn, wat het aantal is en ik
wilde U ook graag laten zien dat het onmogelijk is om te diffe
rentiëren qua leeftijd, qua inkomen enz. omdat je steeds weer
onrechtvaardigheden introduceert. Het enige wat U dan als raad
voor U krijgt is een notitie waarbij de vraag is: Wilt U er een
bepaald bedrag aan uitgeven? Stel dat U zegt: Het zou 5 ton moe
ten zijn. Realiseer U dan dat U f 250,-- per woning betaalt
door elkaar en dat U daarmee bij een aantal het probleem niet
opheft en bij anderen een bedrag op tafel legt dat eigenlijk
veel groter is dan de feitelijke onkosten. Dat is het probleem
waarmee we zitten. We zijn bereid, het C.D.A. en de P.v.d.A.
hebben dat gevraagd, om met die notitie binnen 6 weken te komen
alsook met een concept-verordening die de zaak definitief re
gelt. De P.S.P.-motie die op voorhand uitgaat van het betalen,
zouden we niet willen volgen.
Wethouder RÖMKENS
Door nagenoeg alle fracties is in meer of mindere mate ingegaan
op het welzijnsbeleid. Juist op dit terrein wordt de relatie
met de huidige minder gunstige sociaal-economische situatie het
meest duidelijk. Immers de economische teruggang treft met name
individuen en groepen, waarvoor het welzijnswerk van groot be
lang kan zijn. Het is daarom verheugend om te constateren dat
de overgrote meerderheid van deze raad in positieve zin en met
waardering heeft gesproken over het welzijnsbeleid, zoals dat
via deze begroting wordt gepresenteerd. Ook het welzijnswerk
ontkomt niet aan bezuinigingen. Het is daarom noodzakelijk dat
er een duidelijke visie bestaat over dit beleidsonderdeel. Een
visie op basis waarvan de te maken keuzes dienen te zijn geba
seerd. Uiteraard heb ik hierbij goede nota genomen van het sig
naal van mevrouw Van Rooij maar ik heb begrepen dat wethouder
van Dun, beheerder van de sector financiën, dit signaal ook
heeft opgevangen. In de achter ons liggende maanden heeft deze
raad juist op dit punt haar verantwoordelijkheden nadrukkelijk
onderkend door het nemen van een aantal belangrijke besluiten.
Besluiten waarbij de gemeentelijke verantwoordelijkheid voor