19 DECEMBER 1985 1281 niet getroffen te worden door het zwaard van Damocles, zoals de eerste keer was gebeurd, namelijk in het kader van de tijdsli miet, hebben wij kortheidshalve verwezen naar de bijdrage onzer zijds in de Kadernota. Ik wil het de heer Römkens nog wel even toelichten. Het ging helemaal niet alleen om de nieuwe huisves ting. Het gaat om het volgende. De principiële vraag of je als gemeente, en als gemeenschap, een groot deelvan je vermogen in onroerend-goed moet vastleggen of dat je datzelfde vermogen daaruit vrijmaakt en richt op andere doelen. Bij die gelegen heid hebben we aangegeven, we hebben ook daar het cijfer bij ge noemd, dat er mogelijkerwijs nog een aantal stille reserves, met andere woorden vermogen wat wij op dit moment niet in een cijfer uitdrukken, zouden kunnen zijn. Dat zou je o.a. kunnen gebruiken ten behoeve van de nieuwe huisvesting. Dat zou je zelfs gedeeltelijk op dezelfde huisvestingslasten kunnen doen. Daar valt een stuk rente-opbrengst tegenover weg natuurlijk. Dat is duidelijk. Dat kan tenminste in bepaalde gevallen zo zijn maar het hoeft niet altijd zo te zijn. Als de heer Römkens nu als het ware zijn antwoord vereenvoudigt tot één onderdeel, dan geloof ik dat hij inderdaad het eigen voorbeeld uitstekend vertolkt heeft. Wij hebben in dat kader het woord "projectont wikkelaar" nooit genoemd. Onzerzijds is ingebracht het insti tuut van institutionele belegger, namelijk iemand die dat wel langdurig in de portefeuille houdt. Ik denk dat ik daarmee waar schijnlijk recht gedaan heb aan de discussie. Wethouder RÖMKENS Ik heb uiteraard als voorbeeld een projectontwikkelaar gebruikt en dat heeft verder niets met een maatschappelijke categorie te maken in die zin dat het beter of slechter zou zijn. Wie zou ik zijn om een dergelijke kwalificatie te bezigen? De toelichting die de heer Hendricks nu nog geeft aan het begrip stille reser ves, geeft duidelijk aan dat we, wat hij zelf ook al zei, een diepgaande fundamentele studie zouden moeten doen. De heer HENDRICKS Ik ben het volstrekt met de heer Römkens eens. Dat was ook de strekking van het antwoord dat bij monde van de heer Welschen namens het college aan ons is meegedeeld. Hij vond de gedachte te belangrijk om te laten liggen en derhalve zei hij toen toe dat we daar fundamenteel over moesten praten. Wij hebben in on ze algemene beschouwingen gevraagd of het college daar al wat verder mee was gekomen. Nu gaat de heer Römkens ons vertellen dat het inderdaad de moeite waard is om fundamenteel met elkaar van gedachten te wisselen. Ik heb de indruk nu te maken te heb ben met een repeterend effect. Ik hoop niet dat dit arrogant zal klinken want dan moet ik weer met de heer De Zwart in de clinch Wethouder RÖMKENS Ik zal maar niet reageren op opmerkingen die sommige lieden tus sendoor menen te moeten maken. Ik wil er wel op wijzen dat ik opgezadeld ben met 9 moties waar ik op een zorgvuldige manier een antwoord op wil geven, vandaar dat ik wat meer tijd nodig

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1985 | | pagina 1281