17 JANUARI 1985
15
raad gekomen, terwijl de gelijktijdig met de begroting te be
handelen voorstellen met betrekking tot de stadsvernieuwing en
het welzijnsplan en -programma ons nog veel later hebben be
reikt, op een moment dat althans de VVD-fractie haar beraad
over de begroting al had afgesloten. Het zal duidelijk zijn,
dat een en ander er zeker niet toe bijdraagt, dat raadsleden
hun werkzaamheden behoorlijk kunnen plannen. Toch willen wij
het college niet te hard vallen. Om aan de vereisten van de
nieuwe comptabiliteitsvoorschriften te kunnen voldoen, hebben
college en ambtenaren een gigantische inspanning moeten leve
ren. Het past ons onze waardering daarvoor uit te spreken, ze
ker tegen de achtergrond van de ambtelijke reorganisatie, die
extra druk legt op de ambtelijke medewerkers. Aan de hand van
de nu opgedane wat negatieve ervaring mag nog geen oordeel wor
den uitgesproken over de vraag of de gewijzigde comptabiliteits
voorschriften aan het beoogde doel beantwoorden. Wij verwach
ten, dat bij de begroting 1986 de kinderziekten zullen zijn
overwonnen, zodat dan tijdig over een evenwichtig samengesteld
pakket begrotingsstukken kan worden beschikt. Dat zal moeten
blijken, of door de gewijzigde opzet de keuze- en afwegingsfunc
tie van de begroting is vergroot en of de raad via zijn budget
recht desgewenst daadwerkelijk naar de macht kan grijpen. Daar
aan zal ongetwijfeld ook de aangekondigde voorjaarsnota of ka
dernota een belangrijke bijdrage kunnen leveren. Wij stemmen er
van harte mee in, dat de raad voortaan aan de hand van een door
het college voorbereide nota in het voorjaar besluiten neemt
over een aantal belangrijke bestuurlijk-politieke onderwerpen,
zoals de maatregelen om de indiening van een sluitende begro
ting mogelijk te maken, de omvang van de ruimte voor nieuw be
leid en de invulling daarvan. De raad neemt daarmee voortaan in
de plaats van het college de principebeslissingen over het in
het volende begrotingsjaar te voeren beleid. De besluitvorming
over de voorjaarsnota bepaalt dan het kader, waarbinnen het col
lege de ontwerp-begroting voorbereidt. Deze scheiding tussen
het beleidsmatige en het cijfermatige aspect, zowel qua procedu
re als qua tijd, zal ertoe kunnen leiden dat de raad op een
evenwichtiger en minder hectische wijze dan thans, aan het pro
ces van de beleidsvoorbereiding gaat deelnemen en bij de be
sluitvorming over de begroting zijn budgetrecht effectief kan
hanteren. De begroting wordt dan het beleidsinstrument, zoals
door de wetgever bedoeld. Het is wel te hopen, dat deze procedu
re er niet toe leidt, dat de raad voortaan twee maal per jaar
met een vierdaagse marathonvergadering wordt geconfronteerd. In
dit verband hebben wij de volgende vragen: wordt in de gewijzig
de opzet het zwaartepunt van de begrotingsbehandeling verscho
ven van het najaar naar het voorjaar? Als dat het geval is, ver
dient het dan ook niet aanbeveling de voorjaarsnota in alle com
missies in een speciaal daartoe uitgeschreven vergadering te
doen behandelen? Kan tegen die achtergrond de begrotingsbehande
ling in het najaar, zowel in tijd als inhoudelijk beperkt blij
ven tot een beoordeling of de begroting een met de bedoelingen
van de raad overeenstemmende uitwerking van de voorjaarsnota
is? Overigens zijn onze verwachtingen over de voorjaarsnota