23 JANUARI 1985 170 maken. Ik heb jl. maandag gezegd dat we het maar als aanloop moeilijkheden, als een kinderziekte moeten beschouwen. Ik zeg dat heel nadrukkelijk, omdat ik anders in dezelfde terminologie zou vervallen als vorig jaar. Ik heb nu toch de wetenschap, zon der daarover uiteraard enigerlei uitsluitsel te kunnen geven, dat het positief zal uitpakken. De B.O.M. is zoekende. Of het een haalbare propositie is waarmee de B.O.M. bezig is, kan ik op dit moment niet beoordelen. In feite is het zo, dat het col lege daarover ook geen oordeel moet geven. Dat is voorbehouden aan de raad van commissarissen van de Brabantse ontwikkelings maatschappij. Wij hebben toch heel duidelijk de indruk dat men wegen zoekt om naar een oplossing te komen. Met betrekking tot een injectie via de begroting van de Br.I.M. het volgende. Ik denk dat zeker twee leden van het college, die tevens deel uit maken van het bestuur van de Br.I.M. en sommige raadsleden dat bijzonder goed in de oren hebben geknoopt. Het hele college heeft enige verplichting ten aanzien van de Br.I.M., omdat wij destijds de morele verantwoordelijkheid hebben afgegeven. Mocht het fout lopen en zou daardoor de Br.I.M. in een onmogelijke si tuatie komen dat zij nooit meer op enigerlei wijze financieel kan participiëren of ondersteuning kan geven, dan achten wij ons gehouden nader te onderzoeken of wij de Br.I.M. kunnen revi taliseren.De vraag is dan: wanneer doe je dat en in welke mate moet je dat doen? In welke mate moet afgewogen worden tegenover het feit dat het dan zou moeten komen uit de financiën van de gemeente. Die staan er natuurlijk ook niet zo rooskleurig voor. We hebben met elkaar afgesproken, dat dat ter sprake komt op het moment dat er meer zicht is of de B.O.M. daadwerkelijk iets kan of mag doen. Met betrekking tot het I.H.M. heb ik jl. maandag een korte schets gegeven van datgene wat zich maandag middag had afgespeeld in Den Haag. Ik heb daar ook bij gezegd, dat mijn korte schets waarschijnlijk meer vragen zou oproepen, dan dat ik op dit moment kan beantwoorden. Ik wil er toch op dit moment aan toevoegen, daartoe uitgenodigd door meerdere sprekers uit de raad, dat in ieder geval de mededelingen van de pers, althans voor zover die dan bij mij onder ogen zijn geko men ik me heel nadrukkelijk moet beperken tot de informatie die via de Stem tot mij is gekomen. Andere krantenpublicaties over de zaak heb ik nog niet gelezen. Die artikelen geven op een aan tal punten een minder correcte weergave van datgene wat is voor gevallen. Ik zal U daar twee voorbeelden van noemen. De staats secretaris schijnt, althans volgens een bericht van de krant van vanmorgen, gisteravond op een bijeenkomst gezegd te hebben, dat er niet gesproken is over participatie van het rijk. Ofwel de krant geeft onjuiste informatie over datgene wat de staatsse cretaris gisteravond heeft gezegd, ofwel de staatssecretaris is wel bijzonder kort van memorie. Ik heb het bij meerdere part ners die aan het gesprek hebben deelgenomen, geverifieerd, om dat het ten minste drie of zelfs vier keer aan de orde is ge weest in verschillende toonaarden. Dit is gebeurd in de sfeer van morele medeverantwoordelijkheid vanuit het verleden en in de sfeer van belastingbevoegdheid voor het industrie- en haven schap waarvoor rijksparticipatie noodzakelijk is. Kortom dat is

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1985 | | pagina 170