28 JANUARI 1985
217
de grond te krijgen is overheidssteun, waartoe dit voorstel,
noodzakelijk. Aanvankelijk had onze fractie nogal wat moeite
met het voorstel, gezien het geringe aantal arbeidsplaatsen,
het te investeren bedrag en de verhouding tussen het aantal wer
kenden en instructeurs. Na discussie in de commissie en in onze
fractie is de nodige duidelijkheid verschaft. Onze fractie zal
dan ook zijn goedkeuring aan dit voorstel geven. Wij wensen de
vereniging veel succes. Wij hopen dat zij zoveel werk zullen
krijgen, dat de uitbreiding van het aantal te werk te stellen
jongeren zich kan uitbreiden. Het doel "blijvende werkgelegen
heid" mag niet uit het oog worden verloren.
Akkoord
7. VAN TOEPASSING VERKLAREN VAN DE WOONRUIMTEWET 19^7 VOOR DE
GEMEENTE BREDA, TOT:
1HET NIET BETREKKEN IN HET WOONRUIMTEVERGUNNINGSTELSEL
VAN KOOPWONINGEN;
2. VASTSTELLEN- VAN WOONRUIMTEVERORDENING BREDA 1985;
3. VASTELLEN VAN DE LEEGMELDINGSVERORDENING WONINGEN 1985;
4. VOOR DE FINANCIËLE GEVOLGEN IN 1985 VAN DE BESLUITEN ON
DER 1 T/M 4 EEN KREDIET BESCHIKBAAR TE STELLEN VAN
F 291.517,--. (W)
De heer DE ZWART
Bij de behandeling van Uw voorstel met betrekking tot de herin
voering van de Woonruimtewet 1947 in de raadsvergadering van 19
mei 1983, werd met uitzondering van de VVD-fractie door deze
raad een C.D.A.-motie aanvaard. Het college werd hierin onder
andere opgedragen ten spoedigste aan de Kroon het verzoek te
richten tot het op Breda van toepassing verklaren van de Woon
ruimtewet 1947, zulks in de omvang als in het toenmalige voor
stel nader werd omschreven. In dezelfde motie werd vastgelegd,
dat op het moment van daadwerkelijk invoeren van de Woonruimte-
wet bij de vaststelling van de woonruimteverordening tussentijd
se ontwikkelingen met betrekking tot o.a. de vraag met betrek
king tot de koopkracht en de aard en omvang van de toekomstige
contingentering betrokken dienen te worden. Gezien de in 1983
genomen beslissing in algemene zin ten aanzien van de herinvoe
ring van de Woonruimtewet is thans tegen de achtergrond van de
inhoud van gememoreerde motie de beantwoording van de volgende
vragen van belang. Dient de vergunningsregeling betrekking te
hebben op en de huur- en de koopsector? Moet besloten worden
tot wijziging van de in 1983 genoemde grensbedragen? Alvorens
op deze twee politieke relevante vragen in te gaan, heeft de
CDA-fractie er behoefte aan om eerst in te gaan op enkele
ontwikkelingen die zich sinds mei 1983 hebben voorgedaan met be
trekking tot de situatie op de Bredase woningmarkt. Geconsta
teerd kan worden dat zich op het terrein van de woonruimteverde
ling nog steeds problemen voordoen. Deze problemen treffen voor
al de minderdraagkrachtige woningzoekenden en een aantal speci
fieke bevolkingsgroepen, zoals bijvoorbeeld bejaarden, incomple
te gezinnen en minderheden. Tengevolge van de stagnerende inko
mensontwikkeling is met name de behoefte aan goedkope woonruim
te gestegen. Daartegenover staat dat het aanbod van dergelijke