28 JANUARI 1985
243
in het bestuur. Ik verwijs heel nadrukkelijk naar artikel 4,
lid 5, waarin zulks geregeld is. Het is niet zo dat het een
vrijblijvende zaak is. Nee, de ouders zitten erin. Dat is ver
plicht, tenzij naar het genoegen van de betrokkenen op een an
dere wijze hun inspraak en medezeggenschap aan het beleid ge
stalte wordt gegeven. Het uitgangspunt is dus participatie. Op
de opmerkingen van mevrouw Paulussen kom ik dadelijk in het ka
der van de motie terug. Mevrouw Rattink en de heer De Bruijn
praten over de ingang van de verordening per 1 augustus 1985.
De subsidieregeling treedt in werking met ingang van 1 januari
1985, maar de bi jdragetabel gaat in per 1 augustus 1985. Dat
zijn twee te onderscheiden zaken. Dat is naar aanleiding van
een verzoek uit de commissie en vanuit de peuterspeelzalen ge
daan om een aansluiting met het nieuwe "schooljaar" te krij
gen. Inzake de flexibele grens waar mevrouw Rattink het over
heeft, dacht ik dat wij juist in de toelichting en met mijn be
toog van zoeven daarvan in belangrijke mate zijn tegemoet geko
men. Er is inderdaad, en daar heeft mevrouw Rattink gelijk in,
géén sprake van een verhoging, met name van de lagere inkomens
groepen. Integendeel, er is duidelijk sprake van een verlaging
van die kosten met 40$. Ik kom nu aan de motie van mevrouw Pau
lussen. In de begroting die vorige week is aangenomen, hebt U
als raad f 63-000,-- extra middelen beschikbaar gesteld om deze
financiering in te voeren. Deze ouderbijdragetabel is binnen
die financiële randvoorwaarden door het college vastgesteld.
Op de tweede plaats moet ik opmerken, mevrouw Rattink heeft dat
al voor mij gedaan, dat kinderdagverblijven en peuterspeelzalen
qua voorziening en inhoud niet identiek zijn. Ik denk dat dat
toch een wezenlijk punt is. Vandaar dat er wel sprake is van
een analoge toepassing, maar niet van een uniforme toepassing.
Wat dat punt betreft betekent het ook dat ik, gezien de inhoud
van de motie U in overweging geef om de motie in te trekken,
respectievelijk ze niet te steunen. Daar komt nog een ander ar
gument bij en daar wil ik toch ook aandacht voor vragen. De ta
bel kinderdagverblijven wordt momenteel vastgesteld door de
rijksoverheid. Het is degenen, die in deze wereld enigermate
thuis zijn, bekend dat dit punt op dit ogenblik onderwerp van
discussie uitmaakt. Tegen die achtergrond en omdat de ouderbij
dragetabel door het college vast wordt gesteld, vindt er over
leg plaats met de federatie peuterspeelzalen. Ik wil U graag
toezeggen dat ik bereid ben in de commissie, voor de begroting
1986 aan de orde is, van gedachten te wisselen over de ouderbij
dragetabel, zoals die uiteindelijk door het college wordt vast
gesteld. Ik zeg nadrukkelijk: "van gedachten te wisselen", want
de vaststelling blijft een verantwoordelijkheid van het college
van burgemeester en wethouders. De heer Van Dongen heeft zijn
tevredenheid over de voorstellen geuit. Uit het zwijgen van de
vertegenwoordigers van de VVD-fractie neem ik aan, dat men
het ook eens is met het voorstel. Over de motie met verwijzing
naar artikel 6, lid 2 het volgende. Voor die situaties waar men
sen ten gevolge van de bijdrage niet in aanmerking zouden kun
nen komen voor deelname op grond van individuele omstandighe
den, bestaat altijd op grond van artikel 6, lid 2, de mogelijk
heid om een beroep te doen op het college. Op grond van die in
dividuele omstandigheden, heeft het college de mogelijkheid om
af te zien van het heffen van ouderbijdrage.