17 JANUARI 1985
27
sociaal-economisch beleid 1985 geeft een helder beeld van het
beleid in de sector werken. Vorig jaar hebben wij gewezen op de
betekenis van het midden- en kleinbedrijf als bron van werkge
legenheid. Deze bedrijfstak ervaart in toenemende mate proble
men die slechts in nauw overleg met de plaatselijke overheid
kunnen worden opgelost. Daarom is het van belang dat de reorga
nisatie binnen de sector werken straks het voeren van een even
wichtig totaalbeleid voor de detailhandel mogelijk zal maken.
Kan het college toezeggen, dat aan dit aspect bijzondere aan
dacht zal worden gegeven? Gezien de omstandigheid dat de tot
standkoming van de dienst werken nog ver in de toekomst ligt,
lijkt het ons noodzakelijk dat, vooruitlopend op de reorganisa
tie, nu reeds passende maatregelen worden getroffen, juist ter
behartiging van de belangen van het midden- en kleinbedrijf.
Graag vernemen wij, welke maatregelen het college denkt te ne
men. Van de financiële risico's die de gemeente loopt, houden
er twee verband met de sector Werken: het Industrie- en Haven
schap Moerdijk en de N.V. Br.I.M. Voor beide geldt, dat beslis
singen van betekenis in Den Haag en Den Bosch moeten worden ge
nomen en de beïnvloedingsmogelijkheden om die processen te ver
snellen vanuit onze gemeente slechts marginaal zijn. Het con
structief overleg dat inzake het Industrie- en Havenschap door
Den Haag in het vooruitzicht is gesteld en waarover krantenpu
blicaties als mening van de bewindslieden vorig jaar aankondi
gen dat het nog in 1984 zou worden afgerond, moet zelfs nog een
aanvang nemen. Wat ons echter het meest verontrust, is de re
cente ontwikkeling dat het feitelijk geschil over de vraag wie
verantwoordelijk is voor de zgn. Shell-verliezen door diverse
personen zowel op het Binnenhof als in het Provinciehuis wordt
verweven met de mogelijke bouw van een kerncentrale op Moer
dijk. Wij zijn zeker niet tegen de verdere toepassing van kern
energie, zodat het betrekken door het kabinet van Moerdijk in
de discussie over mogelijke locaties op zichzelf zeker voor ons
geen bezwaar vormt. Wij juichen dat zelfs toe. Wij menen ech
ter, dat los van het gegeven of het kabinet met een voorstel
tot de bouw van kerncentrales komt, los van het gegeven hoe het
parlement daarover zal oordelen, het niet te aanvaarden is, dat
deze beide zaken aan elkaar worden gekoppeld. Ieder onderwerp
heeft zijn eigen achtergrond, politieke dimensies en besluit
vormingsprocessen. Vermenging van beide zaken vergroot alleen
maar de onzekerheid. Graag vernemen wij de opvattingen van het
college. Het welzijnsplan en -programma heeft de instemming van
de VVD-fractie met dien verstande dat wij zeer tot ons on
genoegen hebben moeten vaststellen, dat de op 22 december 1983
door de raad aanvaarde motie over subsidiëring van de stichting
jeugd en gezin niet is uitgevoerd. Graag vernemen wij, waarom
het college aan deze motie geen uitvoering heeft gegeven. In
dit verband attenderen wij het college op het voorschrift van
artikel 31, lid 6, van het reglement van orde waar niet aan vol
daan is.