14 FEBRUARI 1985
288
en dieptepunten hebt meegemaakt en in een zaal waarin je vreug
de en verdriet aan den lijve hebt ervaren, vind ik het gek dat
je plotseling je echtgenote achter de tafel ziet zitten. Het
kan overigens best lijkt mij. Het is gek dat je je familie hier
in de zaal ziet zitten, waarvan ik weet dat mijn zus jarig is,
proficat, Ik zie een wethouder uit Loon op Zand zitten die gis
teren zijn zilveren bruiloft had, proficiat. Zo gaat het makke
lijk en ik ben er nu in één keer vanaf. Ook zie je je beide moe
ders zitten die met mij zullen denken dat het toch best leuk ge
weest zou zijn als de beide vaders er ook waren. Het spijt mij
dat onze burgemeester hier niet kan zijn. Ik verzoek U mijn res
pect aan hem over te willen brengen en dan zeg ik er maar bij
langs welke telefoonlijn dan ook. Ruud, ik denk dat jij ineens
voor een situatie geplaatst werd bij dit afscheid waarbij ik me
goed kan voorstellen dat je van tevoren bedacht had, hoe de za
ken aan te pakken. Ik heb de grootst mogelijke waardering voor
de wijze waarop je dit afscheid hier voor ons hebt bereid. De
vriendelijke woorden die je gesproken hebt, mogen dan, en dat
weet ik, gemeend zijn, toch vind ik het erg charmant dat je in
jouw verhaal alleen die hoogtepunten naar voren hebt gebracht
die wat plezierig lagen. Ik was eerst bang dat je alle interpel
laties, die ik mee heb mogen maken, ook zou gaan noemen en ik
vind het erg kies dat je dat niet gedaan hebt. Dat verhaal van
jou, samen met dat van Kees van Duijl namens de raad, wekt de
indruk alsof hier iemand afscheid neemt die in z'n eentje Breda
vertimmerd, bezuindigd en gereorganiseerd heeft. Niets is min
der waar. Ik ben van mening dat dat a. vanuit het college gedra
gen en ontstaan is in een collegiale vorm van dagelijks bestuur
en b. alleen maar heeft kunnen plaatsvinden door een voortreffe
lijk en meer dan voortreffelijk gemeentelijk apparaat. Daar
gaat het om. Dat in een zodanige samenleving iedereen zijn
eigen rol speelt is een duidelijke zaak. Mijn rol heb ik met
vallen en opstaan maar met bijzonder veel ambitie mogen spe
len. Dus het is niet allemaal botertje tot de boom geweest.
Anderzijds is het niet zo, dacht ik, dat het college van Loon
op Zand erg bezorgd moet zijn over wat voor een bandiet daar
binnenkomt. Jarenlang heb ik van dit moment gedroomd. Niet dat
ik burgemeester van Loon op Zand zou worden maar dat ik dacht
dat er ongetwijfeld, en dan zeggen we als God het belieft, een
moment zou komen waarop je afscheid neemt. Wat heb ik me daarop
verheugd. Ik heb het gedacht bij het meemaken van andere af-
scheidsgebeurtenissenen ik heb er hier nogal wat mogen mee
maken. Er waren momenten dat ik dacht, "stel eens voor dat ik
nou wegkon, wat zou ik dan tegen die raad zeggen"? Ik heb ervan
gedroomd. Ik heb me daar in verlustigd en ik heb gedacht "als
ik die kans krijg, dan zal ik ze het eens goed zeggen". Dan zal
ik precies zeggen hoe het moet, hoe fout het is geweest en hoe
het anders kan. Ik doe het niet. Een andere keer dacht ik "als
ik wegga, dan zal ik ze eens goed vertellen wat ik allemaal ge
daan heb hier in Breda". Daar droom je ook van. Dat doe ik ook
niet. Wat ik ook zeker zou doen, dat heb ik ook al een keer be
dacht, is al die dingen waar ik voor gepakt ben en waar ik voor
op m'n donder heb gekregen, eens goed recht te zetten. Laat
maar. En de laatste keer dat ik er aan moest denken, jaren gele-