14 FEBRUARI 1985
289
den, dacht ik "ik zal ze eens heel goed uitleggen wat het bete
kent om wethouder in Breda te zijn". Dat doe ik ook niet. Hoe
komt dat? Ik weet het niet. Misschien zijn er een aantal mensen
in de zaal die dat zouden kunnen bevestigen. Als je zover bent,
dat het moment daar is dat je met recht burgemeester genoemd
wordt, dan, ik weet niet wat het is, Bob, denk ik dat er een
soort mildheid over je komt en dat je, Wim, daar maar niet aan
moet beginnen. Ik doe het niet, waarbij ik toch wat kansen voor
open doel verspeel maar het lijkt me toch verstandiger. Waarom
ga ik weg? Ik heb dat in de krant mogen vertellen. Het is geen
moe zijn van de strijd, integendeel, het is geen angst, het is
geen lafheid en het is geen drang naar carrière. Het is het on-
verbiddellijke gevoel dat, als je zo werkt in deze stad, men in
derdaad niet meer om je heen kan en dat je, wat ik wil noemen,
gaat behoren tot het vaste meubilair. Een hele nare situatie.
Ik heb dat vanmorgen nog meegemaakt. Vanmorgen mocht ik af
scheid nemen van de hoofden van dienst met een voortreffelijk
verhaal van onze secretaris Jan van den Dam. Ook daar klinkt
door: "het is goed dat je weggaat". In een ander gezelschap heb
ik gehoord: "het wordt tijd dat je weggaat". Weet je wat ik dan
denk? Stel voor dat Loon op Zand niet doorgegaan was, wat had
den die mensen dan gezegd? Dat bedoel ik. Die situatie moet je
tijdig onderkennen en dan denk ik dat je wat dat betreft orde
op zaken zult moeten stellen. Dus U krijgt van mij geen poli
tieke of filosofische beschouwing over taak, inhoud, vorm en ge
stalte en wat het ook moge zijn van het wethouderschap. Ik zal
U niet politiek de weg wijzen want dat mag ik niet meer. Ik wil
een aantal mensen graag dank zeggen. Die dank gaat op de eerste
plaats uit naar mijn vrouw en de kinderen want wat U niet weet,
of misschien vermoedt, is hoe een gezin te lijden zou kunnen
hebben onder dit razend moeilijke vak. Ik moet U zeggen dat de
wijze waarop dat bij mij thuis beleefd is, mij in staat gesteld
heeft hier te opereren zoals U mij ervaren heeft. Ik ben hen
daar hartstikke dankbaar voor maar ik heb de indruk dat het
niet al te lang meer had moeten duren. Ik heb gesproken over
een voortreffelijk gemeentelijk apparaat en ik meen dat. Ik
vind het fijn dat hier een aantal mensen aanwezig is die ik zie
als representanten van dat apparaat. Dat zijn dan toevallig
drie mensen waar ik al die 14 1/2 jaar mee heb mogen werken. Ik
noem de heer Elich, Nol Franken en Corrie Lossez. 14 1/2 jaar
hebben we toch nogal wat lief en leed gedeeld. Ik wou ook uit
de politieke hoek iemand dankzeggen die mij voorgegaan is in
het bedrijven van lokale politiek op een manier die mij aan
spreekt. Iemand die getuigt van een stuk politieke integri
teit. Iemand die nooit te beroerd is geweest om, als wat in de
politiek of in de gemeenschap gevraagd werd, gevolg te geven
aan die verzoeken. Bedankt Nol van Loon. Ik bedank alle burgers
van Breda die ik heb mogen ontmoeten en dus de raad voor de wij
ze waarop we met elkaar om mochten gaan en de wijze waarop we
samen en zeker niet altijd eenstemmig de besluitvorming hebben
mogen realiseren. Ik realiseer me ook dat een burgemeester bo
ven de partijen staat. Dat heb ik altijd geleerd. Ik moet U zeg
gen dat ik daar op dit moment zo'n moeite mee heb, dat ik bij
tijd en wijle de indruk zou kunnen wekken dat ik wat spastisch