25 FEBRUARI 1985
307
van het met het stadsgewest gevoerde overleg, nog voordat de ge
westraad a.s. vrijdag daarover zijn standpunt gaat bepalen.
Dankzij het nu voorliggende voorstel wordt het stadsgewest een
duidelijk beeld gegeven van de opvattingen van de Bredase
raad. Daarvoor komt onze waardering U toe. Bij de behandeling
van de stadsgewestelijke begrotingen in de vergadering van 6
december jl. heb ik uiteen gezet welke bezwaren de V.V.D.-frac
tie heeft tegen de procedure die het college bij het overleg
met het stadsgewest heeft gevolgd. Ik zal die bezwaren die we
uiteraard onverkort handhaven, nu niet herhalen en me strikt be
perken tot de beoordeling van de door het college behaalde re
sultaten. Het college concludeert in het preadvies dat die re
sultaten bevredigend zijn. Wij onderschrijven dat standpunt
maar voegen daar wel aan toe dat naar onze mening de eerlijk
heid gebiedt te zeggen dat zeker niet van een spectaculair re
sultaat kan worden gesproken. Wij vragen ons af of bij een tact
vollere aanpak van Bredase kant niet een werkelijk bevredigend
resultaat te bereiken was geweest. De door het dagelijks be
stuur van het stadsgewest beoogde wijzigingen van de bestuurs
structuur komen slechts ten dele tegemoet aan het Bredase ver
langen naar een grotere bestuurlijke invloed. Zo zal de samen
stelling van de gewestraad, beter dan thans, worden afgestemd
op de inwonertallen van de deelnemende gemeenten. Breda krijgt
voortaan 25% van het aantal stemmen in de raad. Toch is de prak
tische betekenis daarvan veel geringer dan het college lijkt te
veronderstellen, want in de loop van de jaren heeft in de ge
westraad zelden of nooit een hoofdelijke stemming plaatsgevon
den en er is geen enkele reden om te verwachten dat dit in de
toekomst wel vaak het geval zal zijn. Stemmingen passen minder
goed bij de manier waarop in de gewestraad overleg wordt ge
voerd. Van meer gewicht is de gewijzigde opzet van de bestuurs
commissies en de intensivering van het portefeillehoudersover-
leg, waardoor de gemeentelijke invloed zonder twijfel wordt ver
sterkt. Voor de uitvoeringstaken ligt het bestuurlijk zwaarte
punt niet bij het dagelijks bestuur maar bij de bestuurscommis
sies, zodat de aanwezigheid van de Bredase portefeuillehouder
in elk van de bestuurscommissies een sterke invloed van Breda
op de verzorgingstaken garandeert. Tegen deze achtergrond wekt
het wel enige bevreemding dat het college zich nu plotseling af
vraagt of de bestuurscommissies wel gehandhaafd dienen te blij
ven. Daarmee zou de zojuist verworven grotere invloed, nog voor
ze geëffectueerd is, weer worden prijsgegeven. Dat begrijp ik
niet zo goed. Wat betreft de samenstelling van het dagelijks be
stuur kan zeker niet van een Bredaas succes worden gesproken,
integendeel. De gewenste verkleining van de omvang van dit bes
tuur blijft beperkt tot een vermindering van de omvang van 10
tot 9 zetels. Die ene zetel die vervalt, betreft nu uitgerekend
de tweede Bredase kwaliteitszetel in het D.B. Tegenover de
schijnwinst van meer stemmen in de gewestraad staat een aanzien
lijk verlies aan invloed in het veel belangrijkere D.B. Het
lijkt ons onverstandig van het college om nu al rekening te hou
den met de mogelijkheid dat de gewestraad het D.B. volgt in
zijn voorkeur voor een dagelijks bestuur van 9 leden en voor
dat geval al te opteren voor 2 Bredase kwaliteitszetels. Het is