25 FEBRUARI 1985 308 volstrekt uitgesloten dat er voor deze Bredase optie bij de ove rige gemeenten enige steun te vinden is. Het staat bij voorbaat vast dat Breda in het bestuur van 9 leden, naast de voorzitter, slechts 1 kwaliteitszetel zal bezetten. Breda zal in dat geval naar onze mening gebruik moeten maken van haar veto-recht om een dergelijke wijziging van de gewestregeling te verhinderen, zodat het D.B. uit 10 leden blijft bestaan, zoals nu ook het ge val was met, inclusief het voorzitterschap, 3 Bredase leden. Naar onze mening zou Breda een D.B. van 9 leden onbespreekbaar moeten verklaren want de Bredase stem zal daarin in onvoldoende mate kunnen klinken. Het lijkt me bovendien dat bedacht moet worden dat een optie voor 3 Bredase zetels bij een bestuur van 9 leden, door de Bredase vertegenwoordigers in de gewestraad ook niet kan worden verdedigd. Afgezien van de onhaalbaarheid ervan betekent zo'n claim dat Breda een tweede kwaliteitszetel opeist ten koste van de zetel die nu bij toerbeurt wordt bezet door de gemeenten Prinsenbeek, Teteringen en Terheijden. Sinds de oprichting van het stadsgewest vormen de Bredase gewestraads leden samen met de vertegenwoordigers van deze 3 gemeenten één territoriale fractie. De P.T.T.-leden hebben zich in de loop van de jaren menigmaal in dat fractieverband opgeworpen als pleitbezorger van Bredase belangen. De goede samenwerking bin nen de Breda-PTT-fractie sluit volstrekt uit dat Breda de P.T.T.-zetel opeist. Ook om deze reden kan een D.B. van 9 leden door Breda niet in overweging worden genomen. Als enig alterna tief voor 7 D.B.-leden, conform de 11e wijziging van de gewest regeling, komt handhaving van de status quo in aanmerking. Dus een D.B. van 10 leden met, inclusief de voorzitter, 3 Bredase zetels. Over de wijziging van de taakomschrijving met betrek king tot de ordeningstaken merkt het voorstel op dat de tekst gebaseerd is op een door het college aangeboden formulering. Het ligt dan ook voor de hand dat het college daarover zeer tevreden is. Uit de ter inzage gelegde stukken blijkt echter dat het college met deze bij brief van 31 januari jlaan het stadsgewest gezonden formulering, duidelijk afstand heeft geno men van z'n uitgangspositie bij de onderhandelingen en opge schoven is in de richting van het stadsgewestelijk standpunt. Immers, centraal in de formulering staat, dat het stadsgewest tot taak heeft te functioneren als platform voor bestuurlijk overleg. Dat zijn de bewoordingen waarmee het stadsgewest al jarenlang zijn activiteiten op het gebied van de ordeningstaken pleegt te omschrijven. Een benadering die door Breda aanvanke lijk als veel te vrijblijvend van de hand werd gewezen. Naar onze mening past deze formulering echter uitstekend bij het karakter van het stadsgewest als verlengd locaal bestuur. Het stadsgewest kan niet meer dan wat de 21 gemeenten gezamenlijk willen. Als de opvattingen uiteen lopen kan het stadsgewest de totstandkoming van één gemeenschappelijke visie niet afdwingen maar slechts via een proces van overleg proberen de gemeenten op één lijn te brengen. Ten opzichte van de huidige situatie biedt de nieuwe omschrijving van de taakvelden wel het voordeel dat de centrum en groeistadfunctie van Breda uitdrukkelijk wordt erkend, zodat de stadsgewestelijke bemoeienis met de orde ningstaken niet langer een louter vrijblijvend karakter heeft.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1985 | | pagina 308