25 FEBRUARI 1985 310 ons als gemeente toch behoorlijk wat geld kost. Als je gewoon naar de getrapte verkiezing kijkt, dan zeg je eigenlijk dat het een verlenging is van het bestuur. Dat zegt U in de stukken. Er zijn geen directe verkiezingen en er is eigenlijk een beperkte invloed vanuit de burgerij op het stadsgewest in het geheel. Al leen op grond daarvan zou je al zeggen: Het draagt niet veel bij aan wat er nu eigenlijk op locaal en provinciaal bestuur lijk gebied gebeurt. Bevoegdheden zijn zeker niet overgedragen aan het platform. Dat is ook niet de bedoeling. Wij hebben er een zwaar hoofd in, als je dus de besprekingen van vroeger en van nu weer voor de geest haalt, of er echt in de afzondelijke gemeenten bereidheid is om in bijzondere en belangrijke geval len de gewestzaak boven de eigen gemeentezaak te stellen, wat toch eigenlijk de bedoeling van die zaak zou zijn. In wezen is er niets veranderd, dus onze kritiek op het voortbestaan blijft dezelfde. Het kan ook geen kwaad als het er is. Maar als je er voor kiest om het te laten voortbestaan, dan is dat ook eigen lijk maar zwak. Wij zouden als we moesten kiezen op dit moment geen bezwaar hebben tegen opheffing, als daar een meerderheid in de raad voor zou zijn. Dat is ook al omdat de gemeenschappe lijke regeling nu wat meer gestalte heeft gekregen, hoewel dat ook maar beperkt is. Als het allemaal doorgaat, dan zouden wij er voor zijn om de verzorgende taak dan maar in die bestuurscom missie of in de gemeenschappelijke regelingen tot stand te bren gen. De rest kan dan in overleg, want dat gaat in wezen nu ook in dat platform gebeuren. De VOORZITTER Ik wil graag op de eerste plaats de sprekers dank zeggen voor de woorden van waardering aan het adres van het college voor het voorstel zoals dat thans voorligt. Er is niet alleen waarde ring voor de heldere formulering maar toch ook in meerdere of mindere mate voor het resultaat dat bereikt is. Ik weet dat som mige sprekers, en met name de heer Crulzeggen: Als ik kri tisch kijk naar wat bereikt is, dan zie ik het niet zo zitten. Ik meen toch, en dat is ook door andere sprekers gezegd en dat blijkt ook uit het voorstel aan Uw raad, dat wij toch wel een stap verder gekomen zijn. De heer Crul is met name kritisch waar hij zegt: Voor mij hoeft het eigenlijk niet. Hij vergeet dan echter dat wij, conform de nieuwe wet gemeenschappelijke re geling, toch wel binnen een bepaald vastgelegd samenwerkingsge bied intergemeentelijke belangen te zamen moeten behartigen. Dat schrijft de wet voor. Het spreekt ook voor zich dat niet el ke gemeente, ook niet een grote gemeente, in staat is bepaalde zaken autonoom tot een oplossing te brengen. Dan denk ik met na me aan de "doe-taken" waarop de sprekers ook wijzen en zeggen: Dat is zinvol en dat doen we samen. Daar hebben zich in het ver leden ook weinig problemen voorgedaan. Er is met name op dat terrein nauwelijks sprake van kritiek geweest. Waarom hebben wij dan toch gesproken? Omdat er toch het onbehagen bestond dat in het beleid van het stadsgewest ten aanzien van de positie van Breda, van een onderwaardering sprake was. In dat verband

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1985 | | pagina 310