21 MAART 1985 327 cijfer is wat door andere deskundigen berekend wordt. Ik heb mijn twijfels of die verlenging van die levensduur een reële zaak is. Dient het niet om de risico's die we lopen in gunstige zin thans te doen bijstellen. Ik heb mijn twijfels t.a.v. het gevoerde beleid. Het rapport op zich wil ik wel voor kennisge ving aannemen. Het beleid wat er onder ligt kan ik echter niet steunen De heer DE HOOGH In tegenstelling tot mijn gewoonte zal ik beginnen met een op papier staand citaat. Dat luidt als volgt: "technisch klopt ons hele project stadsverwarming prima, maar we hebben de om standigheden tegen gehad. Een particulier bedrijf zou dit nooit hebben kunnen bolwerken. Als nutsbedrijf werken wij aan een taak die de overheid ons misschien niet heeft opgelegd, maar dan toch in ieder geval dringend heeft geadviseerd. Het uit gangspunt energie besparen blijft overeind. Wij hebben altijd voorspeld, dat we door een dal zouden komen en dat doen wij nu ook". Je kunt je afvragen .wie dit gezegd of geschreven zal heb ben. Je kunt je daarbij voorstellen dat het de portefeuillehou der energie- en waterbedrijf is geweest. In het citaat uit Dag blad De Stem van 15 maart j 1editie Oosterhout is directie van de P.N.E.M. aan het woord. Ik kom daar straks even op te rug, omdat voor mijn gevoel dit citaat dit een beetje dekt. De sfeer spreekt uit de thans door het college voorgelegde evalua tie. Waar gaat het om? Op zich is het verheugend om te constate ren, dat het college en het enwa een zeker ritme gevonden heb ben in het periodiek kritisch kijken naar, evalueren en vooruit- berekenen van de stadsverwarmingsklusdie in feite vanaf 1978 een molensteen om de nek van Breda dreigt te worden. Kijkend naar dit concrete rapport valt het inderdaad op, - en dit is al eerder gezegd - dat de financiële verwachtingen in positieve zin wat zijn bijgesteld door verlenging van de levensduur. Niet temin hangt daar nog het risico boven de markt van het zogehe ten ketelrendement, wat in financiële zin bij een negatieve uit komst toch nog een verlies gaat opleveren, ook in de eindfase voor de stadsverwarming. In dat kader zou ik de wethouder wil len vragen tegen de achtergrond van de discussie die gevoerd is in de tweede helft van 1984 of er op dit moment al enig zicht bestaat of en zo ja, wanneer het resultaat van het landelijk onderzoek naar het ketelrenderaent beschikbaar komt. Als je ver der kijkt naar het rapport - ik heb het ook in de commissie ge zegd - dan is het helemaal niet zo relevant of een uitkomst wordt voorspeld van f 3 miljoen of - f 2 miljoen of f 6 mil joen of - f 9 miljoen. Het gaat om de ontwikkelingsrichting. Ik denk dat geconcludeerd mag worden, dat stadsverwarming een risi co is geweest, en in financieel opzicht ook helaas een risico blijft. Niettemin zijn de investeringen gedaan; de trein rijdt. We kunnen alleen maar verder. Het enige positieve op dit moment, wat onomstotelijk ook voor onze fractie vast blijft staan, is feit dat middels dit project de gemeente Breda in be langrijke mate bijdraagt aan de alom gepropageerde energiebe sparing. Dat zij overigens zo. Over de concrete zaken van het rapport het volgende. Er worden aanbevelingen op blz. 2 in het

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1985 | | pagina 327