17 APRIL 1985
aspect weg te laten en net te doen alsof we nergens verplichtin
gen meer hadden. Ik denk dat het college door het aangaan van
verplichtingen dan wel het impliciet akkoord gaan met een wijzi
ging van het oude plan, door brieven te schrijven en correspon
dentie te voeren in positieve zin in feite daarbij de raad ge
passeerd heeft. Het is een bevoegdheid van de raad om dergelij
ke verplichtingen aan te gaan.Ik denk dat dat een hele slechte
zaak is en dat de raad zich goed zal moeten realiseren dat dat
gewoon gebeurd is. De heer Simons heeft zojuist gezegd: we heb
ben ons ontzettend druk gemaakt in januari over wat de raad al
lemaal al dan niet te veel of te weinig te zeggen zou hebben.
Ik ben bang dat wij nu vanavond hiermee gewoon weer akkoord zul
len gaan, dat we opnieuw zullen doen of er niets is fout gegaan
en dat we gewoon zaken, waar duidelijk de bevoegdheid bij de
raad ligt, weer laten zitten. Ik zou daar graag een raadsuit-
spraak over willen hebben. Daarom zal ik een motie indienen
waarin ik de raad vraag afkeuring uit te spreken over het door
het college gevoerde beleid met name toegespitst op het feit
dat de bevoegdheden van de raad tot het aangaan van verplichtin
gen, van de zijde van het college niet zijn gehonoreerd door
een voorstel aan deze raad voor te leggen. Ik zal deze motie
mede namens de P.S.P. en de fractie Paulussen/Crul indienen.
Een tweede zaak betreft de kwestie rond 1979 tot 1981De heer
Simons heeft daar al uitgebreid over gepraat. Ik zou er één as
pect aan willen toevoegen. Nadat de motie in 1979 was aangeno
men, wordt er opeens op 29 mei 1981 een brief van de directeur
van openbare werken naar rijkswaterstaat verzonden waarin deze,
na overleg met de portefeuillehouder, de heer Van Dun, meedeelt
dat de raad niet bereid is gelden voor een nieuwe Amertak be
schikbaar te stellen en nu komt het: maar dat de raad overigens
wel bereid is om zich opnieuw over de zaak uit te spreken als
er goed uitgewerkte en gemotiveerde plannen en goede overeenkom
sten voorhanden zouden zijn. Als ik deze zin lees en daarna de
motie van 1979 lees waarin de raad zegt geen enkele medewerking
meer te willen verlenen, denk ik dat dit een heel duidelijk
voorbeeld is van de motie negeren en de medewerking als het
ware door het college gedekt aan te gaan. Wat dat betreft kan
het niet duidelijker zijn; het college heeft deze zaak heel an
ders opgepakt dan de raad in feite bedoeld heeft. Tenslotte
over de afhandeling zoals die nu voor ons ligt het volgende. Ik
heb niet zomaar voor de lol gevraagd om de zaak uit te stellen
totdat de brief van gedeputeerde staten is binnengekomen. Ik
denk dat dat een zeer esentieel onderdeel is, niet eens zozeer
vanwege dit voorstel, maar omdat we er voortdurend mee gecon
fronteerd worden. Wij gaan verplichtingen aan zonder dat we
exact tot op de laatste letter weten waar we aan toe zijn. Daar
is al menig risico uit voortgekomen. Ik ben bang dat we alsmaar
geen lering trekken uit hetgeen in de afgelopen jaren gebeurd
is en we weer vrolijk doorgaan ons te verbinden tot iets waar
van we niet precies weten hoe de zaak juridisch in elkaar zit.
Het is essentieel dat er nu een brief van gedeputeerde staten
komt, waarin precies staat dat wij hiermee de laatste cent aan
dit project betaald hebben en dat daarmee de kous af is. Zolang
die brief er niet ligt, lopen we het risico dat we over vier a
366