18 APRIL 1985 425 is geweest. Ik zou U dringend willen verzoeken, gelet op de tijd, U te beperken tot de hoofdlijnen, het trekken van conclu sies en eventueel de korte onderbouwing van de argumenten die tot een conclusie leiden, zonder te veel in details te treden. Ik denk dat dat niet alleen de kwaliteit van de discussie ver hoogt maar ook uit het oogpunt van tijd ons een eind verder brengt 97. HET TREFFEN VAN EEN MINNELIJKE REGELING MET DE WONINGBOUW VERENIGING ST. JOSEPH. 98. (GEDEELTELIJKE) INTREKKING VAN HET RAADSBESLUIT D.D. 19 FEBRUARI 1979 TOT VERKOOP AAN DE STICHTING BREBO VAN EEN AANTAL PERCELEN GROND GELEGEN IN HET PLANDEEL ZUID I, HAAGSE BEEMDEN. De heer SCHURING Ik zal mij inderdaad beperken tot enkele hoofdlijnen en enkele principes. Eerste uitgangspunt is dit. Er is geen sprake van dat er in het verleden ook maar enig gebrek zou zijn geweest aan informatie, of dat er in het verleden ooit maar iets ver bloemd zou zijn. We beschikken over een ambtelijk onderzoek en daar beschikte de commissie openbare werken al heel vroegtijdig over. We beschikken en beschikten over een onderzoek afkomstig van de staatssecretaris van volkshuisvesting en ruimtelijke or dening en we beschikken over een aantal gegevens die via justi tiële weg aan ons zijn overgelegd. Er is dus een zee van infor matie. Al datgene wat voor ons relevant was en is, kunnen wij weten en hebben wij geweten. Er is een kerngegeven. Op 30 okto ber 1980 is er een motie aangenomen door de raad met dertig stemmen vóór en drie stemmen tegen en daarvan wil ik U twee passages citeren. De eerste luidt als volgt: "dat de commissie openbare werken de ontwikkeling van het begin af aan op de voet heeft gevolgd". In een andere passage zegt het college alle mo gelijke moeite te doen om de overlegsituatie met Brebo-St. Jo seph te heropenen. Ik meen onder de handtekeningen die van de heer Crul te onderkennen. De VOORZITTER Hij bevestigt dat. De heer SCHURING Een ander kerngegeven is het standpunt van het C.D.A. wat ik heb geschetst in de commissie. Ik zal er nu niet al te uitge breid op ingaan maar U weet hoezeer wij op elk gebied het maat schappelijk initiatief waarderen. Dat geldt voor onderwijs, be jaardenbeleid, emancipatiebeleid, woningbouw, woningbeleid in het algemeen en woningbouwverdelingIn dat opzicht achten wij het van het grootste belang dat er een optimale samenwerking, zo mogelijk zelfs een maximale samenwerking is tussen de zoge naamde toegelaten instellingen en de gemeente. Dat hebben wij altijd zo gesteld en vandaar dan ook, dat wij ons zo zeer kon den vinden in de betreffende motie. We zijn er vervolgens, dat is een ander kerngegeven, van overtuigd dat als de zaak langer

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1985 | | pagina 425