18 APRIL 1985
zegt het college in haar notities afspraken, die derden met el
kaar hebben gemaakt, niet te willen doorbreken. Overigens moet
daarbij worden opgemerkt dat daarin juist één van de oorzaken
van de Brebo-kwestie ligt. Ten aanzien van de regeling tussen
de gemeente en St. Joseph blijken evenwel de mogelijke schade
beperkende effecten een duidelijke rol te hebben gespeeld in de
onderhandelingen. We kunnen ons voorstellen dat de gemeente van
de schadebeperking wil meegenieten. Mede gelet op de ruime over
eenkomst is een commotie, zoals die toch enigszins dreigt te
ontstaan over deze regeling, niet op zijn plaats. Dit hele kor
te overzicht even overziende, lijkt het of we kunnen stellen,
dat de voorliggende oplossing een redelijke is. De stok is in
het midden gestoken. Dat is overigens een navrant grapje. Op
deze wijze kunnen beide partijen met opgeheven hoofd het strijd
perk verlaten. Wij zijn echter van oordeel dat in de gehele
kwestie, met name van gemeentezijde, op een wijze is gehandeld,
die zich niet verdraagt met de wijze waarop wij als D'66 tegen
het politieke gebeuren aankijken. We kunnen dan ook niet ak
koord gaan met het eerste voorstel.
De heer SIMONS
In 1979 begint er een stichting met de naam "Breda bouwt" met
een startkapitaal van f 5, Nu in april 1985 mogen we de
trieste balans opmaken en het bedrag van f 5,-- is reeds ruim
schoots overschreden. Maar we praten niet alleen over de finan
ciële stroppen die geleden worden en hoe die verder af te wik
kelen. Centraal behoren te staan de vragen: "Hoe is het zo ver
gekomen, waar zijn fouten gemaakt, waar is verzuimd in te grij
pen, welke consequenties moeten er worden getrokken en welke
concrete maatregelen moeten worden genomen om dit soort gebeur
tenissen te voorkomen". Chronologisch wil de P.S.P. een aantal
aspecten van de Brebo-affaire naar voren brengen en daarbij aan
geven waar het college, de raad, de woningbouwverenigingen en
Brebo fouten hebben gemaakt. De gemeente heeft getracht om de
woningbouwvereniging als opdrachtgever voor het bewuste vrije
sector-deel aan te wijzen. Een verzoek van de H.I.D. is door
haar afgewezen. Een woningbouwvereniging mocht en mag niet in
een risicodragende sfeer werken. Dus de gemeente had als toe
zichthouder op de woningbouwvereniging nooit dit deel van het
project aan moeten bieden en zeker na de afwijzing van de
H.I.D. had het college dit vrije sector-deel aan een andere
opdrachtgever aan moeten bieden. Wat doet het college echter?
Het college heeft samen met de woningbouwvereniging een con
structie voor een stichting aangedragen. De stichting kon geen
enkel risico dragen en zeker niet met een kapitaal van f 5,
ook was er dus geen geld voor planontwikkeling. Dit risico werd
vooralsnog of volledig door de woningbouwvereniging gedragen.
Feitelijk moet gesteld worden dat er een constructie is gezocht
met als enige doel het verbod van de H.I.D. te omzeilen. Het
college heeft de raad nimmer geïnformeerd over de plannen van
de woningbouwvereniging om zelf te bouwen en over de oprichting
van de stichting is de raad nimmer door het college geïnfor
meerd. Eerst bij de grondverkoop kwam aan het licht, door vra
gen uit de raad, hoe een en ander in elkaar zat. Eveneens heeft