18 APRIL 1985
448
De heer MARTENS
Ik wil er geen onduidelijkheid over laten bestaan dat de inte
griteit van het college in 1979 en nu in 1985 wat ons betreft
in ieder geval nogovereind staat. Dat moet duidelijk zijn. Wat
de motie betreft denk ik dat, dit is de tweede over het onaan
vaardbaar handelen van het college, we er rekening mee moeten
houden dat we er een reeks binnen nu en enkele maanden gaan
krijgen
De heer SIMONS
Wie spreekt er onaanvaardbaar uit? U heeft of de verkeerde
motie voor U liggen of U kunt niet lezen.
De heer MARTENS
Laat ik het op het laatste houden. Ik kan niet lezen. Een anal
fabeet in de raad van Breda heeft het dan toch al ver gebracht
dacht ik.
De heer SIMONS
Daar hoeft toch geen mens zich voor te schamen.
De heer MARTENS
Facetbeleid. Groepen in achterstand hebben zich doorgedrongen
in de raad van Breda.
De heer SIMONS
Dat is dan lachwekkend schijnbaar.
De heer MARTENS
Het niveau waarop U vanavond de zaak aankaart is ook niet van
erg groot gehalte. Ik wil wel in alle eerlijkheid zeggen dat
mijn fractie er niet op uit is om deze motie te steunen, in die
zin dat wij geen enkele behoefte hebben aan een onderzoek. In
tegendeel zelfs. Wij vinden dat de zaak zowel in de commissie
als in de raad uitvoerig besproken is geweest. De zaak heeft
voldoende ter visie gelegen en ik begrijp eigenlijk niet zo
goed waarom klein links zo erg moeilijk doet. Een voormalige
wethouder die tot 1982 in het college heeft gezeten, is nu een
fractievoorzitster binnen klein links en heeft de zaak
gevolgd. Dus wat de informatie betreft zouden ze net zo goed ge
ïnformeerd moeten zijn als de regeringsfracties.
De heer SIMONS
Dat Luce Paulussen toevallig in het college heeft gezeten, wil
nog niet zeggen dat ik dingen weet. Ik heb ook altijd begrepen
dat wethouders uit collegevergaderingen niets mogen zeggen. Ik
denk dat er wat dat betreft weinig meer informatie is, dan een
gemiddeld raadslid heeft. Wat hier vanavond weer gebeurt, is in
en in triest. Als ik de verhalen hoor van o.a. C.D.A., V.V.D.
en P.v.d.A., dan denk ik: er moet weer veel verdoezeld worden,
er mag weer niets uitgezocht worden, en er mag geen duidelijk
heid komen. Het ideale argument wordt nu: denk erom jongens,