18 APRIL 1985
452
PAUZE
Afscheid van Dr. J.P.A. van den Dam.
De VOORZITTER heropent de vergadering.
De VOORZITTER
Ik heet U allen van harte welkom. Op de eerste plaats U, mijn
heer Van den Dam, mevrouw Van den Dam, maar bijzonder ook de
kinderen en aanhang. Ik tel er twee, vier, zes, acht. Ja het
zijn er meer. Er zijn namelijk enkele kinderen verhinderd en
het waren er acht, dus er moet aanhang bij zijn. Bijzonder wel
kom heet ik ook onze gasten, waaronder zeer veel oud-wethou
ders. Wij stellen dat erg op prijs.
Geachte heer Van den Dam,
In feite ben ik wellicht niet de meest geschikte figuur om bij
deze gelegenheid een afscheidswoord tot U te richten. Toen ik
hier in het Bredase binnenkwam, had U juist het feitelijk be
wind over de secretarie overgedragen aan Uw opvolger, al bleef
U voor de raad en het college van burgemeester en wethouders
toch dé secretaris. In zo'n situatie is het niet zo eenvoudig
een goed beeld te krijgen van het soort persoon, dat Jan van
den Dam was en van de betekenis die hij als secretaris voor de
gemeente Breda heeft gehad. Het beeld dat ik me heb gevormd,
heb ik dan ook moeten construeren uit eigen, overigens aangena
me persoonlijke contacten gedurende driekwart jaar en gesprek
ken met mensen, die U gedurende een veel langere periode hebben
meegemaakt. Het beeld dat daaruit ontstaat is dat van een man
van tegenstellingen; hetgeen - zoals Uzelf wel hebt aangegeven -
past bij iemand, die werd geboren onder het sterrebeeld van de
tweelingen. U bent een geboren Bredanaar, wellicht is het daar
om geen toeval dat U - met uitzondering van een uitstapje naar
Den Haag - Uw carrière in het Bredase hebt willen maken, aanvan
kelijk bij de P.T.T. en bij een bankinstelling, maar vanaf 1952
al in dienst van de gemeente als adjunct-directeur van de
dienst voor sociale zaken .Die taak kon blijkbaar gecombineerd
worden met de taak leiding te geven aan het woningnoodbureau
toen Breda juist de 100.000 inwoners was gepasseerd. De snelle
groei van de gemeente leidde ook toen al tot regelmatige orga
nisatorische veranderingen en U groeide mee en werd - 35 jaar
oud - benoemd tot directeur van wat toen heette de gemeentelij
ke dienst voor sociale zaken en huisvesting. Deze positie hebt
U vijf jaar bekleed, voordat U solliciteerde naar het ambt van
gemeentesecretaris, waarin U dan werd geïnstalleerd op 1 janu
ari 1965. Uw belangstelling voor en betrokkenheid bij de socia
le geschiedenis van met name Noord-Brabant bleek onder meer uit
Uw proefschrift in 1966 over Arnold Leon Armand Diepen. Het was
op zichzelf al een opmerkelijke zaak in die periode, dat een di
recteur van een gemeentelijke dienst tot gemeentesecretaris kon
worden benoemd. Het is in Uw geval nog meer opmerkelijk, omdat