17 JANUARI 1985 46 even rekening mee houden. Let wel, ik heb gezegd dat bij het medebewind het primaat ligt bij het college. Gesimplificeerd zouden wij U kunnen zeggen, en met de uitzondering zoals ik U eerder heb aangegeven, dat autonomie en monisme in belangrijke mate samenvallen evenals medebewind en dualisme. Daarbij is er dan sprake van een duidelijke inkrimping van de autonomie ten gunste van medebewind en een verdere verstrengeling van rijks- en gemeentetakenen dus naar een grotere rol voor de raad als controlelichaam. De raad als volksvertegenwoordiger dus meer dualistisch in zijn opstelling. Een verdere versterking daarin kunt U ook vinden in het gegeven dat steeds vaker de burger zich tot de raad of raadsleden wendt in zijn rol van volksver tegenwoordiging of vertegenwoordiger. Slechts een vergaande for mele en materiële decentralisatie zou aan vorengenoemde tendens een wending kunnen geven maar daar zou een wettelijke verande ring voor nodig zijn. Sorry, een wettelijke verandering zit er niet in. Duidelijk is dat wij, voor wat betreft de gemeente, blijvend moeten uitgaan en dus moeten leren leven met een ge mengd systeem. Daarmee komen we tevens op de kern van de zaak. Formeel, volgens de wet dus, heeft de raad het primaat. Mate rieel, zo moeten wij constateren, allerminst, mede omdat in de medebewindstakenzoals gezegd, het college de eerst verantwoor delijke is. Feitelijk is het primaat van de raad een fictie, is onze conclusie. Logisch is het dat door het eerder omschreven proces van veranderingen, verschuivingen tussen die factoren, te zamen met het enorm toegenomen pakket aan activiteiten, het functioneren van de raad niet is verbetererd. Geleidelijk, het is een sluipend proces geweest, is de raad gedegradeerd van hoofdzaak naar bijzaak. Het kon ook vrijwel niet anders. Bedol ven onder het werk, belangrijk en onbelangrijk, als men daarbij was en tegelijkertijd het als amateur moest doen. In feite is de raad daarmee een beetje vervallen tot een besluitfabriek Dus geen beschuitfabriek maar een besluitfabriek. Bovendien is het zo dat de raad die geen greep op het beleid heeft, steeds verder vlucht in dualisme en dus steeds meer kruipt in die rol van volksvertegenwoordiger en zich steeds minder bestuurder zal voelen. Toch is er een hele speciale rol geweest voor de commis sies bij het hervinden van zichzelf als raad in de richting van het monistisch systeem, namelijk, door steeds nadrukkelijker in zicht te eisen in de beleidsvorming en de beleidsvoorbereiding is voorkomen dat de raad te ver uit het monistische beeld zou verdwijnen. Dit had evenwel tot gevolg een vlucht in steeds meer details en een uitstraling daarvan naar de raad. In feite wordt door de raad, de commissies en ook het college nog steeds gezocht naar een juiste rolverdeling in een gemengd systeem. Hiermee is natuurlijk wel het afglijden geanalyseerd, althans in grote trekken, maar een oplossing daarbij is nog niet gebo den. Als de raad, als gevolg van het gevoel minder invloed te hebben, in details is gevlucht, dan kan de raad zich pas weer op hoofdtaken en hoofdzaken richten als hij in zijn nieuwe rol erkend zal worden en daarbij spelen vele factoren een rol. Die kunnen we moeilijk allemaal in het kader van deze, toch vrij korte, beschouwing opnoemen. Wij willen één uitzondering maken en wel voor de positie van de wethouder. Ik ga niet treden in

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1985 | | pagina 46