23 MEI 1985 533 verzoek wordt dus nu gelijktijdig afgedaan. De bedoeling was om de raad vertrouwelijk te informeren. Het was gebaseerd op een afspraak, die in overleg met de heer Lubbers tot stand was geko men. Echter gezien alle perspublikatiesdie de afgelopen dagen zijn verschenen, acht ons college de noodzaak daartoe niet meer aanwezig. Wij willen graag Uw raad op deze wijze informeren. In het weekeinde van 11 en 12 mei ontvingen het I.H.M. en de deel nemers telefonisch bericht, dat zij op zeer korte termijn een uitnodiging zouden ontvangen vanwege de minister-president om overleg te voeren over de problematiek. De uitnodiging die ons de lUe mei bereikte, was dus bedoeld om het overleg te entame ren op de 15e. Er waren enkele annotaties aan die uitnodiging verbonden. Die zijn aan de notitie, die ik nu voor me heb, toe gevoegd. Deze zal ter beschikking gesteld worden van Uw raad. Aanvankelijk lag het in het voornemen dat elke participant daar met hooguit één vertegenwoordiger aanwezig zou zijn. Nadat dui delijk was geworden dat de overige participanten aan dit ge sprek met meerdere vertegenwoordigers en somtijds met de voltal lige colleges aanwezig zouden zijn, heeft het college van b. en w. van Breda besloten naar dit gesprek collega Römkens en onder getekende af te vaardigen. Reden hiervoor was dat onze burge meester evenals de commissaris van de Koningin verplichtingen elders hadden. Het overleg van woensdag 15 mei jl. vond plaats op het ministerie van binnenlandse zaken. De bespreking werd voorgezeten door de heer Lubbers en bijgewoond door de staatsse cretarissen van Amelsvoort en Van Zeil, alsmede uiteraard door een groot aantal ambtelijke vertegenwoordigers van diverse mi nisteries. Ter andere zijde waren vertegenwoordigers van de vier participanten in de gemeenschappelijke regeling, alsmede de voorzitter en de directeur van het Schap aanwezig. Na een korte inleiding, waarin tot uitdrukking kwam, dat het rijk zich formeel niet aansprakelijk stelt voor de ontstane situatie, maar moreel wel mede-verantwoordelijkheid erkent, trok de heer Lubbers een aantal conclusies. Het rijk geeft invulling aan deze mede-verantwoordelijkheid door f 109.000.000,ter be schikking te stellen. Een verhoging van dit bedrag zat en zit er volgens de heer Lubbers, vanwege de precaire financiële si tuatie van de rijksmiddelen, niet in. In de tweede plaats moet er gezocht worden naar de meest fundamentele oplossing, in casu een snelle benutting van het terrein, het liefst gekoppeld aan transacties die ook snel geld opleveren. In de derde plaats heeft hij ons medegedeeld dat ook in de optiek van de regering haast is geboden. Iedere maand loopt het renteverlies met onge veer twee miljoen gulden op. Vervolgens deed de minister-presi dent de mededeling, dat het kabinet bereid was om haar invloed aan te wenden om een snelle benutting van het terrein in een tweetal concrete situaties tot stand te brengen. Deze zijn ach tereenvolgens De heer MARTENS Twee kerncentrales dan. De VOORZITTER Nee, nee.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1985 | | pagina 533