a
23 MEI 1985
60M
De heer MARTENS
Onze varianten geven een heel ander beeld te zien.
Wethouder VAN ROOIJ-VAN DEN HEUVEL
Naar mijn mening niet. We gaan over naar punt 20.
De heer CRUL
Voorzitter, dat is toch geen afdoen van een zaak. Er moet toch
een behoorlijk antwoord komen.
De heer SIMONS
Sorry, dat kan toch niet. Op deze manier kun je toch niet met
moties en amendementen omgaan? Daar heeft toch tijd ingezeten.
Mensen hebben er hard aan gewerkt binnen de fracties is er lang
over gesproken.
Wethouder VAN ROOIJ-VAN DEN HEUVEL
Amendement nummer 20. De P.P.R. stelt voor om nog 1 miljoen ex
tra erop te zetten voor nieuw beleid. We hebben al over de moei
lijke financiële situatie gesproken. Gezien hetgeen ik heb ge
zegd over het programakkoord, is dit onaanvaardbaar.
Wethouder SANDBERG
Ik wil graag beginnen met nog iets te zeggen over het gods
dienstonderwijs, niet omdat dat naar de mening van het college
hoofdlijn van beleid is of dat het financiële beeld daar dras
tisch mee wordt beïnvloed, maar wel omdat ik volledig besef dat
het punt voor sommigen gevoelig en principieel ligt. Het is be
paald geen vreugde, maar een bittere noodzaak dat het college
met dit voorstel is gekomen. De heer Hofsté is begonnen met
zijn betoog: we hebben moeten kiezen uit de minder leuke alter
natieven. Het college, en U zult zich dat ongetwijfeld herinne
ren, kon het nog net over de streep krijgen bij de begroting
1985. Het was toen kantje boord, niet alleen politiek gezien,
maar duidelijk ook financieel. Dat leidt eigenlijk tot geen an
dere conclusie dan dat, wanneer je weer moet bezuinigen, je ei
genlijk het eertijdse besluit waarmee je er net kantje boord
bent gekomen, nu niet buiten schot kan laten. De meerderheid
van het college wil dan ook de motie 1b ten stelligste afra
den. Dan kom ik aan de opmerkingen over jeugdwerkloosheid. De
heren Hofsté en Martens hebben daar opmerkingen over gemaakt. U
weet dat er inmiddels een behoorlijk bedrag is uitgetrokken ter
bestrijding van de jeugdwerkloosheid. Door her en der actief al
lerlei fondsen te benaderen, zowel in Nederland als daarbuiten,
is het ons gelukt om per jaar 1, soms zelfs 2 ton, daarvan over
te houden doordat we extern geld verkregen. Daardoor is in de
loop der jaren inmiddels een bedrag vrijgekomen in de orde van
5 a 6 ton. Dat bedrag gaat in een rentedragend fonds. Dat is
niet iets nieuws. Dat is inmiddels een b. en w.-besluit wat al
even bestaat, dat geef ik toe. Het is nog niet tot uitvoering
gekomen. Een fonds van een dergelijke grootte levert per jaar
een bedrag op van circa f 50.000,Wanneer zelfs de bijdragen