23 MEI 1985 609 Wethouder WELSCHEN Over de overige voorstellen het volgende. Er is een verzoek van de V.V.D.-fractie om de Woonruimtewet opnieuw ter discussie te stellen. Ophet ogenblik is het zo, los van het programakkoord, dat er kosten gemaakt zijn. De voorbereidingen zijn rond; de voorlichtingscampagne gaat beginnen en het personeel is aangeno men. Tegen die achtergrond is de feitelijke bezuinigingsmoge lijkheid ook nihil, los van de politieke insteek die voor het college in de schriftelijke reactie doorslaggevend was. Ten aan zien van de vragen die gesteld zijn heb ik een paar opmerkin gen. Er is gevraagd door de P.P.R. en de heer Crul of dat de risico's die er zitten, eraan komen. Ik zal het maar risico's noemen, maar in feite zijn het de noodzakelijke en niet afwend- bare kosten die op ons afkomen. Ten aanzien van een aantal za ken zijn ze inmiddels door het college ingeschat. Gaan die straks bij de begroting een rol spelen? U zegt dat dat in de kadernota weinig terug te vinden is. Dat is waar. De reden daar voor is dat een groot aantal zaken nogal intensief onderzoek vergt. U hebt als raad enkele zaken genoemd: rioleringsstruc tuurplan, het rationeel wegbeheer, de vraag hoe de onderhande lingen lopen rond de zuidelijke rondweg en de aanpassingen daar bij, de verkenningen van het gebouwenbeheer zoals we dat daar net al genoemd hebben en nog een aantal zaken meer. Er zijn diepgaande studies gaande. Die zien er niet uit als een zeer florissante bijdrage voor de financiële positie van de ge meente. Wat mij betreft is het erg duidelijk dat een deel van de oplossing bij het rijk op het bord zal moeten worden gelegd. Dat zullen we ook doen. Wat we intussen wel proberen is om zeer sober en waarschijnlijk met een verwachtingspatroon wat identiek is aan wat we nu bij de kadernota werkelijkheid hebben zien worden, dus niet te hoog maar wel een start, tot een meer- jareninvesteringsopzet te komen. Die zou de raad ook aan het eind van het jaar enig inzicht moeten geven in de noodzakelijke investeringen van de komende vier/vijf jaar. Het wordt dan een stuk duidelijker op welke manier de kosten moeten worden vast gelegd. Het woord debacle neem ik daarbij absoluut niet in de mond. We zullen daar toch tegen structurele bedragen aan komen, die in een orde van grootte liggen zoals we nu het nieuw beleid in de nota, zoals die hier voorligt, hebben aangegeven. Dat staat op voorhand vast. De vraag is alleen: hoever kun je dat bij het rijk neerleggen? De P.v.d.A. heeft gevraagd: moet je daar nu al niet mee naar het rijk gaan? Ik denk dat het het meest zinvol is om eerst een goed inzicht in de feitelijke kosten te hebben. Landelijk wordt bijvoorbeeld op riolen inge schat dat er 13 miljard nodig is om op dit moment achterstallig onderhoud te plegen. Ik denk dat er eigenlijk nog weinig goed onderzochte cijfers op tafel liggen. Als wij reageren dan moe ten we het doen, omdat onze studie ook voor andere gemeenten richtinggevend kan zijn. We moeten dan wel eerst iets hebben. Op dat moment lijkt het me zinvol om ons tot het rijk te rich ten. Ik denk dat het erg kort is maar, gezien de tijd, moet ik het hierbij laten.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1985 | | pagina 609