13 JUNI 1985 640 was het natuurlijk niet mogelijk om een werkgroep tot integra tie in het leven te roepen. Dat kon pas gebeuren toen de mede werkers van 't GIST er ook waren. Eind 1983 is dat formeel ont staan. Eigenlijk kun je zeggen dat deze vanaf de zomer 1983 een eerste gestalte heeft gekregen en eind 1983 geformaliseerd is. De raad heeft dat expliciet uitgesproken. Een aantal mensen heeft gedacht aan een bestuurlijke integratie, het later opgaan in één organisatie met één bestuurlijke verantwoordelijkheid, etc. Hoe is het nu uitgepakt? Ik denk dat Uw raad dat nu moet beoordelen. Die integratie is uitgepakt in de vorm van samenwer ken op werkvloerniveau tot in details, maar wel met een stuk be houd van eigen identiteit. Sterker gezegd: er is een gemeente lijke instelling 't GIST, en er is een particulier initiatief. Zij willen graag op werkvloerniveau met elkaar samenwerken. Zou je terwille van het behoud van de identiteit één van die twee organisaties of moeten privatiseren óf onder de gemeentelijke kap moeten brengen? Aan de ene kant staat *t GIST, die duide lijk georiënteerd is op werken in de meest brede vorm, nl. in de sfeer van werken met behoud van uitkering, projecten waar het leren centraal staat ten behoeve van de arbeidsmarkt. Aan de andere kant staat het instituut met particulier initiatief, wat heel nadrukkelijk in haar vaandel heeft staan het vrijwil ligerswerk. U heeft kunnen lezen, ook in de eigen waarde-oriën- tatie, dat zij zichzelf feitelijk beschouwt als een welzijnsin- stituut. Ik denk dat de scheidslijnen tussen 't GIST en het I.B.V. moeilijk zijn te trekken. Ze zijn er wel, maar ze zullen van project tot project verschillen. De ene keer ligt het net meer op de oriëntatie van de arbeidsmarkt. Een andere keer ligt het net meer in de sfeer van welzijn. De besturen van beide or ganisaties hebben hetzelfde uitgesproken en gesanctioneerd als de medewerkers van 't GIST en het I.B.V. Men wil op werkvloer niveau tot in details samenwerken. Voldoet dat nu aan het ver wachtingspatroon dat de raad had met betrekking tot de integra tie en de samenwerking? Het college is van mening, dat we nu daarmee zover zijn, dat we wel doorkunnen. Dat hoeft helemaal niet te betekenen, dat per definitie dit het eindstation is. Het zou ook wel eens kunnen dat straks, als gevolg van verdere ontwikkelingen in de samenwerking, tot een bestuurlijke integra tie gekomen kan worden. Het hoeft echter geen voorwaarde te zijn om beide instituten goed te kunnen laten functioneren. De heer Van den Broek vraagt: wanneer zich nu in die praktische ontwikkeling nieuwe feiten gaan voordoen en men komt verder, bent U dan bereid terug te gaan naar de raad en met verdere voorstellen te komen? Ja, uiteraard. Ik wil daar meteen bijzeg gen dat die bestuurlijke integratie niet per se noodzakelijk is. Het college vindt dat ook niet meer een criterium op basis waarvan je het I.B.V. al of niet laat continueren. De heer Van den Broek, mevrouw Paulussen en ook anderen hebben gevraagd: wat steekt achter de subsidie na 1986? Ons is bekend, alhoewel wij als college van de feitelijke details op dit moment niet op de hoogte zijn, dat de financiële merites van artikel 36 W.W.V. gaan veranderen. Ze zullen enigermate worden bijgesteld

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1985 | | pagina 640