17 JANUARI 1985
66
Overwegende
met de komende verkiezingen krijgen buitelandse ingezetenen
voor het eerst in Breda kiesrecht, echter alleen zij die vijf
jaar ononderbroken in Nederland hebben gewoond;
de raad is van mening dat het onjuist is om een extra scheiding
te maken welke buitenlandse ingezetenen nu wel en nu niet mag
stemmen;
van belang is dat alle Bredase inwoners betrokken zijn bij de
gemeentelijke politiek;
de controle op deze grens moet door de gemeente worden uitge
voerd
is van mening:
dat het onjuist is geweest van de minister van buitenlandse
zaken om een vijfjarengrens in te stellen;
vraagt het college:
om de mening van de raad over te brengen aan het ministerie en
te pogen om deze vijfjarengrens voor buitenlandse ingezetenen
af te schaffen.
En gaat over tot de orde van de dag.
De heer SCHARFF
Hoewel dit mijn eerste algemene beschouwingen zijn, heb ik het
genoegen gehad reeds twee maal deze, wat genoemd zou kunnen wor
den, grootste voorstelling van het toneelgezelschap, dat de Bre
dase raad zo nu en dan, of wellicht doorgaans, is, van zeer na
bij mee te maken. Toen ik, terugkijkend op die voorgaande begro
tingsbehandelingen, mijn gedachten liet gaan over hetgeen ik
naar aanleiding van de begroting 1985 aan Uw raad zou gaan voor
leggen, kwam er bij mij één overheersende gedachte naar voren:
begrotingsbehandelingen in deze raad zijn even voorspelbaar als
frustrerend. Voorspelbaar, omdat de rollen in dit gezelschap
nauwelijks een andere toonzetting kennen dan in voorgaande ja
ren, zoals ook de begroting zelf slechts marginaal afwijkt van
de voorgaande. Frustrerend, omdat de urenlange discussies in
fracties, commissies en nu in deze raad naar verwachting geen
aanleiding zullen zijn ook maar één komma in de voorgestelde be
groting te wijzigen. Dit vaststellend, moet je je wel afvragen
wat hiervoor de reden zou kunnen zijn. Is de gepresenteerde be
groting in de ogen van de meerderheid van deze raad dan zo vol
maakt, dat iedere wijziging, hoe klein ook, onvermijdelijk tot
een onaanvaardbare aantasting van het begrotingskunstwerk van
het college zou leiden? Natuurlijk niet, iedereen heeft zijn
wensen m.b.t. de begroting, en zo nu en dan sporen die wensen
links, rechts of in het midden wel eens met de opvattingen van