17 JANUARI 1985
67
andere in deze raad. Waar het dan om gaat is de vraag of poli
tiek gezien de wil ook aanwezig is om die wensen in daden om te
zetten. Juist op dit punt faalt de Bredase raad: die wil ont
breekt, want wat "onze" jongens in het college hebben gedaan is
wel gedaan, daaraan ga je niet meer zitten polijsten, schaven
of spijkeren. En die houding is de hond in de Bredase politieke
pot. Naar mijn mening heeft die, wat je zou kunnen noemen, lijd
zame houding van de raad een duidelijke invloed op de kwaliteit
van het bestuur. Dat het gerechtvaardigd is hierover gerede
twijfels te hebben, wordt geïllustreerd door de omvangrijke
lijst van financiële risico's, die in de loop van de laatste 10-
15 jaar als een gestaag aangroeiend zwaard van Damocles boven
de gemeente is komen hangen. In de integralere beleidsnota
geeft het college 9 van deze risico's aan, maar het is helaas
niet moeilijk een lijst met dubbele lengte samen te stellen.
Hoe groot het totale financiële risico ingeschat moet worden,
is moeilijk te zeggen, maar een bedrag van rond f 100 miljoen
zou wel eens aardig in de buurt kunnen komen. Wat moeten we nu
met deze constatering? Dit zwaard van Damocles is een gegeven,
waarmee we zullen moeten leren leven, voor zover we dat in de
afgelopen jaren al niet geleerd hebben. Maar waar het werkelijk
om gaat, wat de raad zich zou moeten aantrekken, is de vraag:
welke rode draden lopen er door deze hele reeks van schijnbaar
onsamenhangende bestuurlijke miskleunen en wat kunnen we daar
uit leren? Dat zou deze raad zich moeten afvragen. Maar of de
raad dat ook zal doen, daarover ben ik pessimistisch gestemd:
immers, bij ieder incident uit deze reeks heeft de meerderheid
van de raad in het verleden eerder als afstopper gefungeerd dan
dat de raad zijn functie van hoogste bestuurlijk orgaan van de
gemeente heeft waargemaakt door ieder voorkomend incident nauw
gezet te onderzoeken en daaraan zijn conclusies te verbinden.
De zwijgende raadsmeerderheid als een buffer tussen een bij
tijd en wijle falend college en een kritische raadsminderheid
dat is de Bredase politieke realiteit. De fracties van de
P.S.P. en P/C zullen in hun bijdrage ook nog enige aspecten van
de risico's naar voren brengen. Van mijn kant zou ik de raad
nog eens op het volgende willen wijzen. De positie van een in
dividueel raadslid of meer algemeen van een raadsminderheid is
een zeer zwakke, waar het gaat om invloed of controle op het
gemeentelijk beleid. Hieraan liggen twee soorten oorzaken ten
grondslag. Ten eerste de structurele: het vrijetijdsraadslid
dat een professioneel college tegenover zich vindt, geassi
steerd door een grote staf gespecialiseerde ambtenaren. Het
enige recht van het raadslid is het recht vragen te stellen.
Of, en zo ja, in welke mate van volledigheid en juistheid die
vragen beantwoord worden, dat is vervolgens een heel andere
kwestie. In dubieuze situaties is dermate van volledigheid of
juistheid dikwijls moeilijk te controleren en het verstrekken
van volledige en juiste informatie kan al helemaal niet afge
dwongen worden. Ten tweede zijn er ook, en zeker niet in de
laatste plaats, de politieke oorzaken, die kortheidshalve samen
gevat kunnen worden met de vaststelling, dat de brede meerder
heid, waarop het college in de raad steunt, nauwelijks tot geen