27 JUNI 1985 704 van het collegebeleiddan zouden we er nauwelijks bezwaar te gen kunnen hebben maar wat ons betreft kunnen we dan ogenblikke lijk "het uiterste" eruit halen, want het uiterste is niet na der gedefinieerd. De samenwerking willen we wel hebben maar het is niet zo dat we tot elke prijs samenwerking willen hebben en parkeergelegenheid willen creëren. Motie 5 van de V.V.D. is de opdracht aan het college om bij de investeringsschema's van het enwa gelden te reserveren voor een betere verlichting. Ik breng U in herinnering dat ook daaromtrent vragen zijn gesteld door het C.D.A. Ik geef daarmee eigenlijk aan dat zowel de leden van het college behorend tot de V.V.D. als behorend tot het C.D.A. in beginsel positief staan tegenover deze motie qua idee die er achterzit, maar dat het college toch wel formeel moet opmerken dat wanneer Uw raad deze motie zou aannemen,een preprioriteit is geschapen. Het college laat nooit na om, wanneer daar sprake van is, daar de waarschuwende vinger voor op te steken. Wat ik eigenlijk aan de heer Bokkelkamp en zijn fractie zou willen sug gereren, is dat het college, zoals dat hier achter de tafel zit, in beginsel positief staat tegenover de gedachten die in deze motie zijn neergelegd. Dat betekent feitelijk dat wij ook zonder motie bereid zijn om het uiterste te doen om te kijken of wij bij de investeringsschema's van het enwa bij de begro ting daarvoor ruimte kunnen inwinnen. Dat zullen wij dan uiter aard aan U voorleggen. Daarom zou ik een beroep op U willen doen om de motie in te trekken dan wel in Uw achterzak te ste ken. Wij zullen hopen dat wij U geen aanleiding hoeven te geven deze motie opnieuw bij de begroting in te dienen. Dat zou dan betekenen dat wij er, om welke reden dan ook, niet in geslaagd zijn om dat geld daar in te passen. In beginsel is het voltallig college, zoals dat hier zit, het met U eens dat er wat aan die verlichting van parkeerplaatsen moet gaan gebeuren tegen de achtergrond van de eerder door U gemaakte opmerking met betrekking tot de criminaliteit. Dan kom ik aan motie num mer 6 van de P.v.d.A. die het college verzoekt tijdens de onder handelingen met defensie, als uitgangspunt te nemen dat de wit te huisjes behouden moeten blijven. De indieners weten heel goed dat het standpunt van defensie is dat de huizen moeten ver dwijnen. Dat betekent dus dat wij met defensie in ieder geval in overleg moeten want ook het college erkent, en U heeft dat kunnen terugvinden, dat het aan die huisjes een zekere waarde toekent. Ik zou het zo willen formuleren: het college wil er bij die onderhandelingen naar streven een zodanige oplossing te vinden dat het behoud van de witte huisjes is gewaarborgd. Wan neer U zegt dat wij dat als uitgangspunt moeten nemen en dat die huisjes behouden moeten blijven, dan moet ik U zeggen dat wij U die motie sterk ontraden omdat het betekent dat je fei telijk geen kant meer uit kan. Nogmaals, het doel van het col lege is bij de onderhandelingen te streven naar behoud, maar het uitgangspunt dat ze behouden moeten blijven is maar een nuancering in het geheel. U verklaart U maar nader wanneer ik dat verkeerd uitleg. Het is natuurlijk een wezenlijke zaak maar aan de andere kant moet ik U zeggen dat wij wat dat betreft niet graag met het zwaard van Damocles boven ons hoofd onderhan delen met defensie, want dat zou betekenen dat op het moment

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1985 | | pagina 704