11 JULI 1985
744
spreekt als haar oordeel uit dat niet kan worden meegewerkt aan
de totstandkoming van nieuwe kerncentrales;
en gaat over tot de orde van de vergadering.
MOTIE 11
De raad van de gemeente Breda, in vergadering bijeen op 11 juli
1985;
gehoord de beraadslaging omtrent agendapunten 201 en 202;
overwegende dat de menings- en besluitvorming rond zeer belang
rijke onderwerpen als opslag van kernafval en het al dan niet
bouwen van kerncentrales en het kiezen van locaties voor te bou
wen kerncentrales zeer zorgvuldig en via de normale parlemen
taire procedures dient te geschieden;
overwegende dat alleen een zorgvuldige besluitvorming het wel
zijn van Breda voldoende garandeert;
kennis genomen hebbend van de vrije wijze waarop enkele leden
van de regering de procedure rond de locatiekeuze voor de op
slag van kernafval hebben geïnterpreteerd hetgeen zelfs leidde
tot het opstappen van enkele leden van de commissie Geertsema;
kennis genomen hebbend van de recente publikaties over afspra
ken tussen de minister van economische zaken en Commissarissen
van de Koningin, m.n. die van Brabant, t.a.v. de situering van
kerncentrales op Moerdijk en op Borssele buiten medeweten van
de minister verantwoordelijk voor volkshuisvesting, ruimtelijke
ordening en milieu;
spreekt uit dat zij zeer ongerust is over de wijze waarop bila
terale afspraken een zorgvuldige, democratische procedure drei
gen te doorkruisen;
dringt er bij de regering op aan de besluitvorming in deze za
ken zo zorgvuldig mogelijk te laten plaatsvinden, zoals ook
door parlement bedoeld en verzoekt het college deze motie ter
kennis van de regering te brengen;
en gaat over tot de orde van de vergadering.
De heer DE BRUIJN
Kernenergie is vaak als een zegen gezien door diverse regerin
gen links en rechts van het midden. In de Tweede Kamer is daar
over een beslissing gevallen. Die beslissing hebben we allemaal
kunnen lezen. Er is een uitgebreide inspraak-ronde over geweest
door heel Nederland, namelijk de brede maatschappelijke discus
sie. Vervolgens heeft de provincie zich ook uitgesproken en je
kunt de vraag stellen of Breda zich daar nu nog over uit moet
spreken. Wij zijn van mening dat Breda zich daar terdege over
moet uitspreken. Immers, de mogelijkheid van de nabijheid van