11 JULI 1985
754
gelegd. Mijnheer Schuring vroeg of de gegevens vanuit Den Haag
absoluut het toetsingskader zijn. Ik denk dat dat een zeer be
langrijke vraag is.
De heer SCHURING
Ik vroeg in hoeverre?
De heer CRUL
Als het college er niet op ingaat, dan wil mijnheer Schuring
misschien in tweede instantie nog even uitleggen wat hij met
deze vraag bedoelt.
De heer SCHARFF
Op deze droevige dag zal ik trachten kort te zijn. Ik en meerde
re fracties hebben in de commissie geprobeerd een inhoudelijke
discussie over de beide onderwerpen te voeren. Wat daar eigen
lijk boven tafel kwam, was dat van de zijde van het college men
er nauwelijks blijk van gaf zich inhoudelijk verdiept te hebben
in de materie. Men heeft meer gekeken naar wat er in Den Bosch
en Den Haag gebeurt en hoe men de zaak zo weinig mogelijk in de
wielen zou rijden. Ik zal daarom niet trachten die inhoudelijke
discussie nog een keer te gaan voeren want dat heeft met dit
college volstrekt geen zin. Het enige wat ik wil vragen aan het
college, is of zij hun eigen voorwaarden serieus nemen, zoals
in 201 verwoord. Ik mag aannemen dat het college daar met ja op
zal antwoorden, maar als ik de voorwaarden lees, dan kan ik ei
genlijk het beste de heer De Bruijn citeren: "Het college kan
zijn eigen voorwaarden niet serieus nemen." Ik denk bijvoor
beeld aan de kwestie van de opslag in relatie met de de bevol-
kingsarme omgeving. Heeft het college kennis van de stukken van
de regering omtrent de criteria van wat nu een bevolkingsarme
omgeving is? Als dat zo is, is het college dan bereid die crite
ria op Moerdijk toe te passen en tot een uitspraak te komen of
Moerdijk aan die regeringcriteria voldoet. Ik zou daar nog ver
der op kunnen ingaan maar ik zal dat niet doen. In de commissie
is dat uitgebreid aan de orde geweest. Waar ik wel op in zou
willen gaan, is de hele gang van zaken rond die vestiging van
kerncentrales op Moerdijk of ergens anders in Nederland. Er
zijn dan twee zaken aan de orde. In de eerste plaats de gang
van zaken rond de brede maatschappelijke discussie, waarbij in
feite getracht is die inspraakronde te houden omdat de regering
er indertijd niet uitkwam. Uit die brede maatschappelijke dis
cussie kan men een duidelijke conclusie trekken. Die duidelijke
conclusie legt de regering naast zich neer. Het tweede gegeven
zijn de recente zaken die boven tafel zijn gekomen door de ac
ties van de wraak van Jonkheer Mr. de Brouw en de briefwisselin
gen tussen Den Bosch, Maastricht en Den Haag en ik denk dan ook
nog even aan de discussies in Provinciale Staten. Als ik dat al
lemaal overzie, dan kom ik tot de conclusie dat er bij deze
zaak toch op een zeer dubieuze wijze wordt omgegaan met democra
tische beginselen en democratisch vastgelegde procedures. Je
kunt niet ontkennen dat dat soort zaken aan de orde zijn, dat
we gewoon om de tuin geleid worden en dat de zaak in feite be-