11 JULI 1985 761 het laagste bedrag gaat zitten. Het is volstrekt onwaarschijn lijk, zeker cok gelet op de situatie daar, dat Nederland in die hele lage sfeer terechtkomt. Wethouder RöMKENS De heer De Bruijn weet even goed als ik dat er nog meer verge lijkingen mogelijk zijn maar wat dat betreft blijven wij waar schijnlijk met elkaar in discussie. Door de behandeling van de moties kan ik een aantal zaken toch op een behoorlijke manier mede-beantwoorden. Alle vragen die nog additioneel overbleven, heb ik beantwoord, voor zover ze op mij betrekking hadden. Op de sprookjes van mijnheer De Waal ga ik niet verder in. De uit spraak van mijnheer Crul over het onzorgvuldig en onbehoorlijk handelen van het college, laat ik voor wat het waard is. Het is duidelijk dat ik het daar niet mee eens ben. Het college hecht uiteraard waarde aan de mening van een werkgroep, zoals het col lege ook waarde hecht aan de gegevens van anderen, bijvoorbeeld het rapport "elektriciteitsvoorziening in de negentiger jaren", wat deel heeft uitgemaakt van parlementaire discussie en be sluitvorming De VOORZITTER Ik betreur het dat de amendementen en moties nog niet alle zijn uitgereikt. We zullen daar in tweede instantie op ingaan. De heer SCHARFF Aangezien de wethouder zelf zegt dat hij in feite een deel van de inhoudelijke beantwoording met de beantwoording van de mo ties mee wil nemen, vind ik het onjuist dat in tweede instantie te doen. De VOORZITTER Ik dacht dat de wethouder nu het standpunt van het college over de moties en het amendement wilde geven, voor zover het tot zijn portefeuille behoort. Wethouder RöMKENS Er zijn een paar moties die vragen impliceren, met name de op merkingen die gemaakt zijn over procedures die recentelijk in de perspublikaties naar voren zijn gekomen en het democratisch gehalte daarvan. Dat is in een motie verwoord. De letterlijke tekst van de motie sluit volledig aan bij de opvattingen van het college, voor wat betreft het zorgvuldig en democratisch handelen. Ik moet alleen zeggen dat de wijze waarop sommigen in deze raad een eigen interpretatie hebben gegeven aan bepaalde achtergronden, voor mij aanleiding is om de definitieve stand puntbepaling over die motie nog eventjes onderwerp te laten zijn van beraad in het college. Een tweede vraag die ik vooraf moet beantwoorden, is die van de heer Scharff. Hij vraagt of het college zijn eigen voorwaarden serieus neemt. Uiteraard, anders zou het college ze niet stellen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1985 | | pagina 761