11 JULI 1985 794 betreft. Wij hebben in december gepleit voor een externe advi seur, met name omdat de problematiek toch wel zodanig was, dat de gemeente daar erg bij betrokken was. Wij hebben nooit gezegd dat er geen kwaliteit in huis was, wat op die avond opgemerkt werd als tegenopmerkingWij kunnen niet anders dan verheugd zijn dat dit een half jaar later, zonder zelfs een motie, tot stand komt. Akkoord 200. ONTTREKKEN VAN EENMALIG F 30.000,— UIT POST ONVOORZIEN T.B.V. DE CURSUS ONGEVALSBESTRIJDING GEVAARLIJKE STOFFEN VOOR BEVELVOERENDEN. Akkoord 203. REACTIE OP EVALUATIE STREEKPLAN WEST-BRABANT (VOORSTEL WAS REEDS OPGENOMEN ONDER BIJLAGE NUMMER 173 VAN DE RAADSVERGADERING 27-7-1985). De heer DE ZWART Onzerzijds vanavond geen breedvoerige reactie op Uw visie op de ontwerp-evaluatie-nota en de ontwerpherziening van het streek plan West-Brabant. Uw visie die in grote lijnen onze instemming heeft en voor de CDA-fractie thans enkel nog aanleiding geeft tot het maken van een drietal opmerkingen. Als eerste wil len wij van U vragen hoe de besproken structuurversterkende maatregelen en het gepresenteerde beleid met betrekking tot ge- ledings- en bufferzones zich verhouden tot het door deze raad vastgestelde bestemmingsplan buitengebied. Op de tweede plaats willen wij pleiten voor een constructieve overlegstructuur met onze buurgemeenten over diverse zogenaamde gemeentegrensover- schrijdende zaken. Voor onze fractie moet hierbij een positieve instelling van het gemeentebestuur van Breda met betrekking tot de eigen verantwoordelijkheid en de autonomie van de buurgemeen ten voorop staan. Gaarne vernemen wij van U of U onze mening in deze deelt. De derde en laatste opmerking van onze fractie heeft betrekking op de verdeling van het woningbouwcontingent 1986 in relatie tot het toekomstig streekplanbeleidMet elkaar kunnen wij constateren dat er op dit moment een P.K.B-procedu re loopt in het kader van de structuurschets stedelijke gebie den 1983, waarin aangegeven wordt dat het rijksbeleid er onder andere op gericht is dat nieuwe woongebieden in de grote en mid delgrote steden in stadsgewestelijk verband worden gerealiseerd en dat in dit kader in de ontwerpherziening van het streekplan West-Brabant de versterking van de stedelijke structuur van Bre da een belangrijk uitgangspunt vormt. Wanneer we dan overwegen dat er een duidelijke relatie bestaat tussen de verdeling van de woningbouwcontingenten en het in streekplannen vastgelegde provinciale ruimtelijk beleid, kan onze fractie niet anders dan tot de conclusie komen dat reeds bij de verdeling van de contin genten 1986 rekening dient te worden gehouden met de richtgetal len van de woningbouw, die steunen op het nieuwe beleid als ge volg van de streekplanevaluatie en herziening. Een probleem dat

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1985 | | pagina 794