11 JULI 1985 797 De heer CRUL De strekking van de reactie wordt door ons onderschreven; speci fiek dan de passages over het tegengaan van de suburbanisatie, waarbij het belangrijk is als het C.D.A. deze reactie onder schrijft omdat de discussie daarover tussen de belangen van de dorpen, grote steden en kleine steden daarbij steeds een belang rijke rol speelt en wij onze taak alleen maar voort kunnen zet ten als in de benadering daarvan inderdaad wijziging komt. Wat werken betreft is het zo dat er inderdaad harde afspraken nodig zijn om de geldverspilling en ook de plaatsverspilling tegen te gaan met allerlei lege industrieterreinen. Wat de motie betreft zijn wij akkoord. Wij begrijpen eruit dat het maximum gehaald moet worden wat haalbaar is wat de woningbouw betreft. Dat is natuurlijk een goede zaak. Dan nog een laatste opmerking over de Hoge Vucht en de recreatie waar in de pers, en ook in dit stuk, nogal wat over gezegd wordt. Wij distantiëren ons daar toch enigszins van omdat we de consequenties daarvan, gezien ook de zeer beperkte behandeling in de commissie en in deze raad, niet helemaal kunnen beoordelen. Dus daar zijn wij nog niet over uitgedacht. De heer SCHARFF Ik denk dat dit soort stuk niet de aandacht heeft gekregen, die het eigenlijk verdient. Het zijn lange termijnzaken die tame lijk ingrijpend kunnen uitwerken op het gebied. Als ik dan zie dat dit toch in een zeer korte tijd in de commissie en eigen lijk ook in de raad behandeld moet worden, dan zou ik het colle ge toch willen verzoeken daar de nodige voorzichtigheid bij in acht te nemen. Ik zal aan de hand van een aantal zaakjes dat toelichten. In zijn algemeenheid kan ik zeggen dat ik de reac tie wel kan onderschrijven op een drietal punten na, die ik zo aan de orde zal stellen. Ik vind suburbanisatieverschijnselen een slechte zaak en ik denk dat het college daar op de goede lijn zit en eigenlijk proef ik dat ook uit de motie die ik graag zal willen ondersteunen. Toch een drietal kritische opmer kingen. In de eerste plaats de pagina's 7 en 8 betreffende de openlucht-recreatie. Daar wordt gedoeld op de versterking van de structuur van de noordelijke rand ofwel wat in de krant heeft gestaan als een soort recreatiepark achter iets wat toch zou moeten verschijnen aan de noordrand van Breda. De heer De Bruijn heeft het ook al gezegd. Ik betwijfel op grond van de zeer schaarse zaken die ter visie liggen en die ik tot mij heb kunnen nemen of dat de goede ontwikkeling is. Met name vind ik dat als je dit soort dingen poneert, je er voldoende gegevens onder moet leggen. Dat mis ik en ik mis ook door de korte dis cussie in feite die hele onderbouwing ervan. Een tweede punt is op pagina 4, waar gesteld wordt dat de hardheid van de gele dingszone rond het gebied Aa of Weerrijs in Breda-zuid zal die nen te verdwijnen. Ik constateer hiermee iets wat ik eigenlijk bij de hele Esso-zaak al van het begin af aan gezegd heb, nl. dat dit niet zou mogen leiden tot een verdere verslechtering in dat gebied. Als wij het zo zouden kunnen houden dat alleen die vestiging daar toe gelaten wordt, dan zouden we dat moeten doen. Als nu in de reactie van de zijde van het college gesteld

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1985 | | pagina 797