19 SEPTEMBER 1985 870 sollicitatiegesprek en zoals het bijvoorbeeld ook bij kandidaat stellingen voor bepaalde functies in politieke partijen gebrui kelijk is. Ik zou in de eerste plaats willen vragen wat Uw mo tieven zijn om U kandidaat te stellen als wethouder. Ten twee de: hoe ziet U het functioneren van het college van burgemees ter en wethouders ten opzichte van de raad als geheel, de colle gefracties en oppositiefracties in de raad? Ten derde: hoe ziet U Uw rol als collegelid en welke werkwijze staat U voor ogen? Ten vierde: kunt U aangeven wat naar Uw verwachting Uw sterke en zwakke punten zullen zijn als wethouder in dit college? Ten vijfde: bent U van mening dat een soort profielschets, geba seerd op een gevraagde wethoudersfunctie, een noodzakelijk mid del kan zijn om tot een gemotiveerde voordracht te komen? Wilt U Uw antwoord toelichten. Naast deze vragen aan de kandidaat hebben wij twee vragen aan het college. Wat zijn de financiële consequenties van het ontslag van mevrouw Van Rooij en van de nieuw te benoemen wethouder? De tweede vraag is: wat zijn de be stuurlijke gevolgen? Een wethouder zal zich opnieuw moeten in werken. We betreuren de hele gang van zaken en we keuren die af. We hebben een motie gemaakt waarbij in punt 5 naar voren komt wat ik in mijn verhaal zojuist heb gesteld, namelijk dat we naar een andere wijze toe zullen moeten van benoeming van kandidaat-wethouders. Er zullen eisen op tafel moeten komen en er zal een toetsing moeten plaatsvinden Een nadere vaststelling van het aantal wethouders en van de portefeuilleverdeling is noodzakelijk om tot een goed management van Breda te komen. Ten slotte wil ik namens de drie fracties mevrouw Van Rooij van har te beterschap en het allerbeste toewensen. De door de heer Scharff c.s. ingediende ingediende motie luidt als volgt. MOTIE De raad van de gemeente Breda, in vergadering bijeen op 19 september 1985; overwegende 1 dat de meerderheid van de raad zonder de stemmen van de P.S.P., P.P.R. en P/C tot benoeming van mevrouw Van Rooij tot wethouder is overgegaan; 2. dat de zwaarte van de functie en de aan de kandidaat te stellen eisen met name bij het C.D.A. en bij de meerderheid van de raad in onvoldoende mate bij de benoeming hebben meegewogen 3. dat eerder door de P.S.P., P.P.R en P/C gevraagd overleg wellicht deze situatie had kunnen voorkomen; spreekt als zijn mening uit: 4. de gang van zaken rond de benoeming en het ontslag van mevrouw Van Rooij te betreuren;

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1985 | | pagina 870