19 SEPTEMBER 1985
873
SCHORSING
De VOORZITTER heropent de vergadering.
De heer SCHARFF
Eigenlijk zou ik mijn betoog in eerste termijn kunnen herhalen,
want antwoorden heb ik niet gehad. De kandidaat en het college
hebben kennelijk niet de behoefte om erop in te gaan. Op een
aantal aspecten wil ik toch even terugkomen; in de eerste
plaats wat betreft onze positie in relatie tot de onderhandelin
gen in 1982 zoals die naar voren zijn gebracht. Het is juist,
dat wij een tijd aan die onderhandelingen hebben deelgenomen.
Het ging toen over de inhoudelijk politieke punten die in het
programakkoord opgenomen zouden worden. Op een gegeven moment
is dat voor ons aanleiding geweest om te zeggen dat wij daar
niet aan mee konden doen. Toen zijn wij opgestapt. Tijdens onze
aanwezigheid is er nooit gepraat over de personele invulling
van wethoudersfuncties. Zo ver is het nooit gekomen, dus wat
dat betreft hebben wij daar niets mee te maken. Wij als raad be
noemen een wethouder. Daar zit hety^essentiële verschil met hoe
fracties zich zelf samenstellen. Voer kieslijsten, dat J is\ een
zaak van de fracties en politieke partijen. Waar we hier over
praten, is een zaak waar wij als raad iets over moeten zeggen.
Ik vind het niet meer dan van goed bestuur getuigen als je daar
over een overleg zou hebben en als je tot de conclusie zou kun
nen komen dat je daar bepaalde objectieve maatstaven voor moet
aandragen om te beoordelen hoe het met kandidaten zit, eerder
dan alleen maar het gegeven dat het een C.D.A.- of V.V.D.-jasje
moet zijn. In die zin is ook de motie bedoeld, nl. om in de toe
komst tot een andere procedure te komen. Ik heb dat al in eer
ste instantie gezegd onder punt 5. Het zou een goede zaak zijn
als we ons daar als raad over beraden, want het begin van een
goed bestuur begint met het college. Dat is meer dan
duidelijk. Er is ook gesproken, met name door de heer Martens,
over onze houding in relatie tot het meebesturen. Het zijn bij
voortduring de collegefracties die over problemen heenstappen
en die verantwoordelijkheden afschuiven zoals nu. Ze zeggen dat
het alleen een zaak is voor het C.D.A. Dat is niet zo. Het is
een zaak voor de hele raad. Dat zie je niet alleen bij dit
punt, maar ook bij andere onderwerpen zoals die door ons wel
eens in het rapport naar voren zijn gebracht. Bij andere punten
zie je ook voortdurend hetzelfde mechanisme werken van niet je
eigen verantwoordelijkheid willen nemen. Dat is een zaak die de
collegefracties zich toch eens zouden moeten aantrekken. Er is
een opmerking gemaakt over mevrouw Paulussen. Je kunt toch wel
stellen dat dat twee volkomen andere zaken zijn. We praten nu
over een tussentijds aftredende wethouder, en niet over een
wethouder, die tengevolge van politieke factoren het college
verlaat