21 JANUARI 1985 93 financiële positie van de politie. Ik kan U mededelen dat ge tracht zal worden de financiële consequenties van het beleid binnen de rijksbijdrage op te vangen. Garanties hieromtrent zijn mede gezien het ontbreken van gegevens over de hoogte van de rijksbijdrage in de toekomst echter niet te geven. Ten aan zien van de opmerking van de zijde van de P.S.P.-fractie om trent gewetensbezwaren bij de politie kan ik U zeggen dat de kwestie gewetensbezwaren op dit moment in het korps niet als probleem wordt ervaren. Op grond hiervan acht ik een studie om te bezien of er mogelijkheden zijn om het uiten van bezwaren ook echt zonder verdere gevolgen plaats te laten vinden, thans niet opportuun; zeker niet aan de hand van de ervaringen zoals ze in Enschede zijn opgedaan. Sprekend over de kleine criminali teit constateer ik dat er door meerdere partijen, C.D.A., V.V.D., P.v.d.A. en P.S.P. opmerkingen zijn gemaakt over de zo genaamde kleine criminaliteit. Ik zal daar het volgende over willen opmerken. Over de aanwezigheid van de politie op straat en in de wijk, waarover zowel C.D.A.-fractie als V.V.D.-fractie hebben gesproken, staat in de politienota op pagina 21 onder meer het volgende: "In plaats van wijkteams blijft de Bredase surveillance-opzet gebaseerd op het zogenaamde "drielagen model", namelijk wijkagenten aan de basis, een centraal gestuur de assistentiesurveillance en daartussenin een projectsurveil- lance voor probleemgerichte aanpak. De groep Bijzondere Opdrach ten zal hierin opgaan. In deze opzet worden de huidige knelpun ten zoveel mogelijk weggewerkt door de politie op straat te la ten zijn wanneer en waar de burgerij daar behoefte aan heeft". Als zich een dergelijk knelpunt in een wijk voordoet, zal dit ook in die wijk in het kader van de projectsurveillance moeten worden aangepakt en indien gewenst ook door zichtbare surveil lance. Over de grotere stijging van criminaliteit in Breda dan het landelijk gemiddelde geldt in het algemeen dat de grotere steden in verhouding met kleinere woonkernen en het platteland meer met criminaliteit te maken hebben. Dit verklaart uiteraard mede een grotere toename in Breda dan het landelijk gemiddelde aangeeft. Helaas moet ook worden geconstateerd dat, zoals op pagina 3 van de politienota is aangegeven, Breda relatief ge zien in vergelijking met de meer dan 100000-inwoners-gemeenten een hoge positie inneemt. In het kader van de projectsurveil lance zal het preventief politietoezicht ten aanzien van de kleine criminaliteit dan ook niet tot uitzonderingen behoren. De politie bereiken gelukkig geen signalen in deze stad van zogenaamde "eigen richting". De bescherming van de burger is en blijft de taak van de overheid. Ik ben het ermee eens dat voor particulier initiatief in deze geen plaats is. Om te bereiken dat de burger zelf het nodige doet voor het beveiligen van zich zelf en zijn eigendom, is goede voorlichting van politiezijde op zijn plaats, zij het dat de verwachting omtrent resultaten daarvan niet te hoog gespannen mogen zijn. De fractie van de P.v.d.A. staat een samenhangend beleid in probleembuurten voort. In kan daarop antwoorden dat het voornemen bestaat om een dergelijke aanpak in Geeren-Noord te realiseren. Naar aan leiding van de opmerking van de PSP-fractie over de inzet op het gebied van kleine criminaliteit in verhouding met zoge naamde witteboordencriminaliteit ben ik van mening, en ik weet me hierin gesteund door de hoofdofficier van justitie, dat er een goed evenwicht dient te bestaan tussen de aanpak van de kleine en de zogenaamde witteboordencriminaliteit. Met betrek king tot de drugsproblematiek aan de orde gesteld door C.D.A. V.V.D.P.v.d.A., D'66, P.S.P. en de fractie P/C, verwijs ik naar het antwoord dat de portefeuillehouder hierover zal geven

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1985 | | pagina 93