10 OKTOBER 1985 940 het college zijn wij van mening, dat de financiële krachtsin spanning van elke gemeente zou dienen voort te vloeien uit en berekend zou moeten worden conform de inhoud van de gemeenschap pelijke regeling. Het feit dat het rijk op het standpunt is blijven staan dat van die kant alleen medewerking in het sane ringsproces te verwachten is als eerst door de deelnemers de maximale financiële krachtsinspan-ning wordt geleverd, inclu sief het ontzien van de kleine gemeenten c.q. deelnemers, vin den wij verwerpelijk. Het komt bij ons over als het onvoldoende rekening houden van de zijde van het rijk met de daadwerkelijke financiële positie van Breda. Ik kom aan het derde aspect, de regeling tot verdeling van de grondopbrengstOnder de gegeven omstandigheden vinden wij dit onderdeel een knap onderhande lingsresultaat van de zijde van Breda. Sterker nog, wij zijn er van overtuigd dat, wanneer de Bredase onderhandelaars niet zo goed onderhandeld hadden, er zeker een slechtere regeling nu ter tafel had gelegen. Goede nota nemen wij in dit kader van, en onderschrijven wij tevens, het door U gestelde op pagina 5 met betrekking tot het bepleiten van dit onderhandelingsresul taat. Ik bedoel daarbij dat U in feite zegt: gezien de gegeven uitgangspunten vinden wij dat dit op dit moment het maximaal haalbare is. Met U zijn wij van mening, dat de meeropbrengst naar rato van de concrete saneringsbijdrage naar de deelnemers in het I.H.M. moet worden teruggestort. Nu reeds willen wij hier met betrekking tot dit onderdeel een beroep doen op het ge zond verstand van onze raededeelnemers in het schap. Verdienen aan een andermans leed mag ten ene male niet voorkomen. Ik kom tot onze eindwaardering van de voorliggende saneringsregeling. Met de meerderheid van het college zijn wij van mening dat aan de voorgelegde partiële oplossing ernstige bezwaren kleven, nl. een risico van 75 miljoen gulden, de in concreto gehanteer de verdeelsleutel en de hoogte van de rijksbijdrage tegen de achtergrond van de Shell-verliezenWij zijn er ons echter van bewust dat het verwerpen van de voorliggende saneringsregeling, welke op basis van de gevoerde onderhandelingen tot stand geko men is, zal leiden tot het formeel door het rijk niet goedkeu ren van de schapsbegroting. Daarmee ontstaat de onmogelijkheid van het schap de benodigde financiële middelen aan te trekken voor de lopende exploitatie- en aflossingsverplichtingen, waar na, via de aangegeven garantieverklaringen, Breda tot 1/6 van 199 miljoen, is 33 1/3 miljoen gulden, wordt aangesproken. Dit staat los van de door U aangegeven risico's met betrekking tot de toekomstige exploitatie van het restgedeeltezijnde op zijn minst 1/6 van 155 miljoen gulden, te weten bijna 10 miljoen gul den. Van belang is de vraag of je van mening bent dat de gevoer de onderhandelingen het maximale hebben opgeleverd. Na ampele overweging zijn wij tot de conclusie gekomen dat naar onze me ning dit het geval is en dat het beste van het slechtste be reikt is. Ten eerste: bij gelijkblijvende exploitatielasten wordt de bijdrage van Breda in elk geval nu teruggebracht van 33 1/3 miljoen gulden naar 20,8 miljoen gulden. Ten tweede: er ontstaat een industrieterrein met een meer reële afmeting van 132 ha. en boekwaarde van 55 gulden per ra2, waardoor een aan vaardbare werksituatie voor het I.H.M. is ontstaan. In hoeverre

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1985 | | pagina 940