10 MAART 1986
109
omstreeks 1,7 miljoen en daarna dalen tot 1,3 miljoen in het
jaar 2000. In de komende 15 jaar zal daarentegen het aantal per
sonen in de leeftijdsperiode van 45 tot 69 jaar met zo'n 1,35
miljoen toenemen. Deze personen vormen vooral huishoudens in de
zogenaamde reductiefase. De kinderen gaan of zijn het huis
uit. Het aantal personen van 70 jaar en ouder neemt toe, zij
het niet in zo'n sterke mate als de groep personen tussen 45 en
69 jaar. Alleen al deze geschetste bevolkingsontwikkelingen zul
len zeer belangrijke gevolgen hebben voor het door onze gemeen
te op diverse terreinen te voeren beleid. De verwachtingen over
de groei van het nationale inkomen wisselen sterk. Zet men ech
ter de publikaties die hier omtrent verschenen zijn op een rij,
dan komt de verwachting van gemiddeld ongeveer 2% groei van het
nationale inkomen per jaar voor het komende decennium veel
voor. Tegen deze achtergrond gezien, is het dan ook begrijpe
lijk dat de verwachtingen over de ontwikkeling van het gemiddel
de huishoudens-inkomen niet uitbundig zijn. Veelvuldig wordt ge
sproken over 1$ per jaar. Behalve de ontwikkeling van het gemid
delde huishoudens-inkomen is natuurlijk ook de spreiding van
die inkomens over de huishoudens belangrijk. Van belang is in
dit verband ook om oog te hebben voor de toename van het aantal
oudere huishoudens, omdat ouderen over het algemeen een rela
tief lager inkomen hebben. Het beeld van de maatschappelijke
ontwikkelingen die de diverse gemeentelijke beleidsterreinen
beïnvloeden c.q. zullen beïnvloeden, is met deze beschrijving
van enkele demografische en economische verwachtingen natuur
lijk niet compleet. Vele andere ontwikkelingen verdienen naar
onze mening evenzeer aandacht en behandeling. Hierbij valt te
denken aan de veranderde maatschappelijke positie van de vrouw,
de toenemende vrije tijd, de criminaliteit en aandacht voor het
beheer van de bestaande gebouwde omgeving, de decentralisatie,
de deregulering, de privatisering en de mondigheid van de bur
ger. Tegen deze achtergrond willen wij U de suggestie doen om
het gedeelte van de Kadernota, dat handelt over maatschappelij
ke ontwikkelingen, verder uit te bouwen en wel in die zin, dat
bijvoorbeeld bij de presentatie van de Kadernota 1988, er een
rapportage beschikbaar is van een verkennende studie naar de
effecten van maatschappelijke ontwikkelingen op de diverse ge
meentelijke beleidsterreinen en hun gevolgen voor het toekom
stig financieel perspectief. Een aanpak, zoals U die inmiddels
heeft opgestart bij de welzijnsvoorzieningen is, voor zover dit
het onderdeel van het gemeentelijk beleidsterrein betreft, er
een die ons aanspreekt. Duidelijk moet echter zijn dat de zorg
taak van de gemeente verder strekt dan voorzieningen ten behoe
ve van welzijn. In de thans aan de orde zijnde Kadernota, pleit
U voor het doorzetten van de zogenaamde consoliderende lijn,
hetgeen neerkomt op het nu niet verder uitbouwen van vormen van
oud-beleid of het entameren van nieuw beleid. Een en ander on
der de toevoeging dat U wel bereid bent om binnen het uitgangs
punt van een sluitende begroting het principe van "oud voor
nieuw" toe te passen. Als C.D.A. kunnen wij ons in beginsel bij
deze zienswijze aansluiten, zij het echter dat voor ons het oud
beleid niet statisch van karakter mag zijn. Duidelijk willen