9 JANUARI 1986 10 Kamer ingediende wetsontwerp, wat op zich zelf een uiterst be langrijke zaak is. Dat heeft ertoe geleid dat we daar in de com missie A.Z. zeer uitvoerig met elkaar over gesproken hebben. Ik wilde drie mensen buitengewoon complimenteren. Dat bent U als voorzitter voor de wijze waarop U dat soepel heeft opgepakt en heeft doen verwerken, de heer Puts, die zich letterlijk uit de naad heeft gewerkt om al die verandering nog aan te brengen en in het bijzonder ook de heer Van Konijnenbelt, die op een bui tengewoon briljante wijze ons soms uren college heeft gegeven over datgene wat naar zijn mening wel of niet in de privacyver- ordening naar voren hoefde te komen. Inhoudelijk heb ik geen vragen. Ik heb alleen nog twee punten. Ik heb nog geprobeerd ze ambtelijk te checken maar dat is me niet gelukt. De één betreft de beveiliging. Deze hele materie is daar uitermate gevoelig voor. Je leest ook veel over inbraak en stralingseffecten bij computerprogrammatuur. Worden voor die flutprogramma's nog ex tra maatregelen in dit verband genomen? De tweede vraag is de volgende. Bij artikel 4 van de algemene bepalingen wordt ge steld dat persoonsregistratie alleen wordt aangelegd voor een bepaald doel. Onze vraag is of het niet zinvol is dat één keer per twee jaar dat geëvalueerd wordt? Er staat geen tijdslimiet bij. We kunnen dan kijken of de doelen nog relevant zijn? Mevrouw RATTINK De vorige sprekers hebben al veel gezegd. Ik zal dat niet herha len. Ik heb wel twee opmerkingen. Ten eerste de aandacht voor de informatie, zowel naar de dienstonderdelen en de betrokken ambtenaren als naar het publiek. Zouden b. en w. en de burge meester uitdrukkelijk deze verordening op hun bevoegdheden van toepassing willen verklaren en daarvan ook mededeling willen doen aan de commissie A.Z. of aan de raad, omdat in feite de gemeenteraad ten aanzien van een aantal zaken die bevoegdheid niet heeft. Dit is deregulering. Wij zouden dat graag zien. De VOORZITTER Ik denk dat ik namens het college U erkentelijk mag zijn voor de woorden van tevredenheid, zoals ze door alle sprekers geuit zijn. Het is een materie die onze aandacht verdient en de heer Scharff heeft terecht gezegd dat we beter van start kunnen gaan met een eenvoudige regeling, die eventueel bij te stellen is, dan géén regeling. Het is in ieder geval beter dan een ingewik kelde regeling die niet toe te passen valt. In dat verband zijn de zaken zeer zorgvuldig in de commissie A.Z. enkele malen uit voerig aan de orde geweest. Ik denk dat het verstandig was dat we gebruik hebben gemaakt van de aanwezige deskundigheid. Die was niet alleen aan onze kant aanwezig maar ook in de commis sie. We hebben goed geluisterd naar de bezwaren en de construc tieve voorstellen die vanuit de commissie naar voren zijn ge bracht. De wens is dat we nu komen met een eenvoudige regeling die naar het oordeel van het college, uitvoerbaar is. We zullen ons dan ook snel zetten aan de uitvoering van de verordening. De heer TAKS

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1986 | | pagina 10