10 MAART 1986 110 wij pleiten voor een proces van permanente innovatie van het ge meentelijk beleid, waarbij de door ons zoëven geschetste maat schappelijke ontwikkelingen centraal staan. Dat voor ons het werken met een sluitende begroting daarbij een harde eis is, mag als bekend worden beschouwd. De inkomsten van de overheid en daarmee ook van de lagere overheden, hebben de laatste jaren sterk onder druk gestaan. Geconstateerd kan worden dat de ge meenten een groot en zelfs - naar onze mening - onevenredig groot aandeel hebben moeten leveren in het terugdringen van de overheidsuitgaven. De rijksoverheid heeft de lagere overheden soms ook belast met tal van specifieke maatregelen, die op ge spannen voet staan met het streven naar deregulering. De lagere overheden hebben het daarmee extra moeilijk gekregen. Met min der middelen ingewikkeldere regels overdragen aan burgers, die tevens opgeroepen worden meer verantwoordelijk te zijn, valt niet mee. Hoewel wij het in principe eens zijn met de krachtige aanpak van deze regering t.a.v. het terugdringen van de overver- zorging door de overheid, vinden wij wel dat het rijk meer oog moet hebben voor de specifieke positie van Breda als groeistad. Wat zijn immers de feiten? Breda is er in geslaagd om midden in een door het rijk gewenste uitvoeringsperiode van de groeistadtaakstelling structureel een bedrag van bijna 28 miljoen gulden te bezuinigen. Door deze groeistadtaakstelling is toch bijvoorbeeld de behoefte aan welzijnsvoorzieningen in de stadsuitleg toegenomen, er heeft een niet onaanzienlijke are aaluitbreiding plaatsgevonden en last but not least onze gemeen te heeft een enorme risicoproblematiek erbij gekregen met be trekking tot de grondexploitatie. Deze feiten zouden naar onze mening voldoende aanleiding moeten geven voor de rijksoverheid om in de komende jaren onze gemeente via bijvoorbeeld een uitke ring op basis van een verfijningsregeling groeisteden extra fi nancieel tegemoet te komen. Dit is temeer gewenst, omdat het groeitempo van onze gemeente niet verloopt zoals het aan het be gin van de groeistadtaakstelling werd voorzien. Het bij de bere kening van de capaciteit rekening houden met een verlaagd wo ningbouwprogramma lijkt ons derhalve een juist uitgangspunt. Over deze problematiek van de groeistadtaakstelling en de bezui nigingen zal ik namens onze fractie een motie indienen. Wij vra gen van U de toezegging dat, wanneer deze raad besluit deze mo tie over te nemen, U die integraal ter kennis brengt van de rijksoverheid. Uw constatering in deze Kadernota, dat de pe riode van groei is afgesloten en overgaat in een periode waarin de nadruk zal moeten worden gelegd op beheer, is in het alge meen geredeneerd juist. In het geval van onze gemeente willen wij toch waarschuwen voor een al te abrupte ombuiging van de mentale beleving van groei naar van beheer. Laten we niet verge ten dat we met de realisatie van onze groeistadtaakstelling nog niet op de helft zijn en dat derhalve in ons geval een goed evenwicht gevonden zal moeten worden. Naast de genoemde ontwik kelingen in algemene zin presenteert U ons in deze Kadernota een 15-tal knelpunten. Voor het overgrote deel is er sprake van een hernieuwde kennismaking, zij het dat U er thans in geslaagd bent om nagenoeg alle knelpunten van een prijskaartje te voor zien. Met deze presentatie bevestigt U het sombere beeld, dat

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1986 | | pagina 110