10 MAART 1986
115
het verkiezingsjaar een Kadernota wordt uitgebracht, die de fi
nanciële basis dient te vormen voor de komende onderhandelin
gen. Ik kom dan op een punt waar ik mijn verhaal eigenlijk mee
had moeten beginnen, nl. het uitspreken van de dank van onze
fractie voor het vele werk dat het college en het ambtelijk ap
paraat hebben moeten verrichten om toch weer een gedegen stuk
af te leveren, want gedegen is deze Kadernota wel en dat steken
we niet onder stoelen of banken. Welke gemeente is in staat om
op een inzichtelijke wijze het totale financiële kader inclu
sief risico's te schetsen. Volgens mij zijn dat er maar
weinig. Het geschetste financiële beeld baart de V.V.D., en ik
denk niet alleen onze fractie, toch wel enige zorg. De reserve-
en de risicopositie van Breda zijn zonder terughoudendheid in
algemene zin in deze nota duidelijk aangegeven. Ik kom daar la
ter in mijn betoog op terug. Wij staan duidelijk weer met beide
financiële voeten op de grond. Beleidsmatig is het een goede
zaak, dat nu zwart op wit wordt gesteld, dat er sprake dient te
zijn van een consoliderend beleid oftewel de nadruk leggen op
het trachten te handhaven van het bereikte niveau en het wegwer
ken van knelpunten en niet op het entameren van nieuw beleid of
het verder uitbouwen van vormen van oud beleid. Kort samengevat
noemt U dit in de Kadernota "beheer". Het zal U niet verbazen,
dat deze stellingname de unanieme goedkeuring heeft van onze
fractie, want dit was in 1983 al de stellingname van de V.V.D.
in zowel commissie- als raadsvergadering. Overigens is in het
nabije verleden diverse keren een nieuw beleid geëntameerd, dat
wat ons betreft achterwege had kunnen blijven. Zonder daar ver
der inhoudelijk op in te gaan, noem ik U de herinvoering Woon-
ruimtewet 1947, het fonds ontwikkelingssamenwerking en subsidie
verlening aan bepaalde actiegroepen. Belangrijke politieke fi
nanciële items die recht overeind zijn gebleven, verwoord in
het programakkoord 1982-1986 en tevens zaken waar de V.V.D.-
fractie zich zeer hard voor wil maken zijn: een sluitende begro
ting, een terughoudend gemeentelijk tarievenbeleid en het niet
doen aan gemeentelijke inkomenspolitiek. Deze komen zeer duide
lijk in deze Kadernota naar voren. Het is dan ook een beetje
vreemd dat, waar het college een volledige unanimiteit van de
door mij net genoemde drie uitgangspunten heeft onderschreven,
juist in het P.v.d.A. verkiezingsprogramma fundamenteel andere
uitgangspunten worden verwoord. Ik noem U: een op termijn slui
tende begroting, van terughoudendheid van bepaalde tarieven
bijv. o.g.b. is behoudens voor een bepaalde categorie inwoners
geen sprake en men wil inkomensafhankelijke tarieven, bijv. een
progressief belasten van duurdere huizen. Het zal U niet verba
zen, dat wij ons in deze denkbeelden geheel niet kunnen
vinden. Als argumentatie moge gelden dat, als we het landelijk
maar ook bij bepaalde andere grote gemeentes bekijken, het op
termijn sluitend maken van de begroting een heilloze weg is
naar de afgrond van een financiële cheque. Het curatele zwaard
hangt ons dan spoedig boven het hoofd. Nu nog zit de huidige
regeringscoalitie met de in de jaren '70 door achtereenvolgende
kabinetten veroorzaakte financieringsgaten hetgeen, en dat moe
ten we niet vergeten, zijn weerslag heeft op het niveau van de
uitkeringen uit het gemeentefonds. Wat dat betekent, is ons de