10 MAART 1986
116
laatste vier jaar wel schrijnend duidelijk geworden. Ook wij
zijn niet altijd even gelukkig met de in onze ogen onevenredig
zware bezuinigingen die de gemeentes worden opgelegd, terwijl
in sommige gevallen van herhalen van bezuinigingsdoelstellingen
bij de rijksoverheid nauwelijks sprake is. De noodzaak echter
om tot ingrijpende bezuinigingen te komen, blijft recht over
eind. Het past dan niet, zeer zeker tegen het licht van een
zich herstellende economie en het gelijkblijven c.q. iets terug
lopen van de werkloosheid, om over een rampzalig beleid te spre
ken, zoals de heer Martens dat vorige week woensdag in de com
missievergadering M.E.M. deed.
De heer MARTENS
Ik heb toch wat lang gewacht om een interruptie te doen.
De VOORZITTER
Kunt U niet wachten? U krijgt nog tijd.
De heer MARTENS
Dat gaat van mijn spreektijd af en het wordt dan erg moeilijk.
Ik heb in de commissievergadering M.E.M. aangegeven wat nu
precies vanuit de rijksoverheid naar de gemeente toegegaan is.
De VOORZITTER
U mag een interruptie plaatsen van één zin, maar geen heel ver
haal houden.
De heer MARTENS
Dan moet ik zeggen, dat de heer Bokkelkamp zijn kop in het zand
steekt. Als er op de gemeentes f 1,3 miljoen
De VOORZITTER
U bent over tien minuten aan de beurt om dat allemaal aan hem
te vertellen.
De heer DE HOOGH
Ook De Korte gaat korten.
De heer BOKKELKAMP
De heer Martens had hoogstens mogen zeggen dat dit beleid niet
het beleid is, waar hij met zijn partij voor staat. Dat is ook
een duidelijke stellingname en neigt niet naar louter loze ver
kiezingsretoriek. Kennelijk ziet men aan de hand van enige eco
nomische lichtpuntjes weer mogelijkheden om aan een tweede ron
de "pot verteren" te beginnen. Het moet toch alle partijen dui
delijk zijn, dat op dit moment de rek er geheel en al uit is en
dat vooral in financiële zin overdreven wensenpakketten voor
geen enkele partij ruimte bestaat, niet voor de P.v.d.A,
C.D.A. en D'66 en natuurlijk niet voor de V.V.D. U constateert
heel reëel het probleem van de vergrijzing en de invloed die
dat heeft op ons totale voorzieningenpakket; de nauwelijks in
omvang toenemende bevolking en de onzekerheid met betrekking