13 MAART 1986
175
Hoe kunnen we met elkaar kritisch nadenken over de planologi
sche en bouwtechnische voorzieningen van bestaande en te cre-
eren wijken om zo min mogelijk aanleiding te geven? Hoe kunnen
we in feite een stukje intensivering plegen met betrekking tot
het toezicht van een functionaris met een brede dienstverle
nende taak, daarbij kijkend naar het maatschappelijk veld wat
ons ten dienste staat? Dat sluit heel duidelijk aan bij datgene
wat wij in onze algemene beschouwingen bij de begroting naar vo
ren hebben gebracht. Daaromtrent hebben we geen enkel verschil
van mening. Ik heb nog een opmerking in Uw richting. U sprak
over 5 miljoen. Op zich is dat voor het jaar 1986 juist. Wij
moeten met elkaar realiseren, dat we in totaliteit praten over
de periode tot 1990 over 45 miljoen. In die zin zou spreiding
en claimen in de tijd wellicht een mogelijkheid kunnen zijn.
Datgene wat wethouder Sandberg naar voren heeft gebracht
spreekt voor zich. In deze periode kunnen we praten over een
zeer actief beleid ten aanzien van de verdere uitbouw van werk
gelegenheid in onze stad. Die ontwikkelt zich in bepaalde rich
tingen. Met het succes moeten we niet blind zijn voor een aan
tal dreigende structurele problemen, die er in de werkgelegen
heid in Breda zitten met name de factor langer dan één jaar
werkloos zijn. Dat is heel duidelijk bij ons overgekomen. Wet
houder Welschen heeft enkele opmerkingen gemaakt ten aanzien
van de problematiek, die wij geschetst hebben, nl. die van de
groeisteden en het proberen nog meer begrip te krijgen bij de
rijksoverheid daarvoor. Ik denk dat we het daar heel duidelijk
kenbaar maken. Dat staat niet met zo heel veel woorden in de mo
tie, maar een motie kun je niet los zien van de tekst waarin
het uitgesproken is. Er wordt al een bijzondere status gegeven
aan steden in Nederland; laat dat ook gelden voor groeisteden.
Bijvoorbeeld bij de stadsvernieuwing hebben 21 steden een bij
zondere status, omdat het rijk oog heeft voor bijzondere proble-
matieken; denk aan de sociale structuur, de monumenten en aan
andere voorraadproblemen in bepaalde steden. Daar heeft men die
status onderkend en dat is in feite ook een voortvloeisel uit
het gebouwde. Laat datzelfde patroon nu eens optreden voor,
door het rijk en uiteraard parlementair ondersteund, het verste-
delijkingsbeleid wat wij voor ogen hebben staan en ontleen daar
aan de status van groeistadtaakstelling. Een andere zaak die
wethouder Welschen zeer ruim en vers van de pers schetste, is
de zaak rondom het woningbedrijf. Hij reageerde volkomen te
recht dat je alle zaken niet als specifiek Bredaas probleem
moet zien. Wat is in dit beleid gaande rondom gemeentelijke wo
ningbedrijven? Hij refereerde naar het onderzoek wat V.N.G. in
deze heeft ondernomen, wat boekdelen spreekt en waar een en an
der duidelijk aangetoond wordt. Het is inderdaad zo dat slechts
een klein gedeelte van de problematiek - en dan praten we nog
vaak over problematieken die te maken hebben met leges en rente-
conversievraagstukken - wellicht met een aantal aspecten inzake
bedrijfsmatigheid te maken heeft. Dat zijn de veroorzakers van
de problematieken van gemeentelijke woningbedrijven. Het sub
stantiële onderdeel van de problematiek ontstaat juist door ver
anderende regelgeving. Toen wij in feite met renovatie- en wo
ningverbeteringsprocessen begonnen, groeiden de bomen tot in de