13 MAART 1986
179
gegeven. Als dat de uitleg kan zijn van de indieners, kunnen
wij ons in deze motie vinden. Motie nr. 5 heb ik al besproken
in relatie tot motie 2. Wij hebben begrepen van de collegae van
D'66 dat zij bereid zijn om de uiterste datum van 20 maart, wat
een irreële datum is in dit soort zaken, te wijzigen tegen de
achtergrond van
De heer DE BRUIJN
Het hoeft natuurlijk geen irreële datum te zijn.
De heer DE ZWART
Het komt bij ons over als een irreële datum. Het betekent dat
wij tegen die achtergrond moeten zeggen, mede als het gaat om
principieel discussiëren over cultuur, dat we dat zeker de ko
mende weken met elkaar zullen doen. Wanneer we praten over pro
gramma-onderhandelingen in die zin, wordt wat ons betreft daar
fiat aan gegeven. Op motie nr. 6 is door wethouder Römkens al
gereageerd in de zin van de werkelijk financiële situatie. La
ten wij heel duidelijk zijn, dat wij geen enkele twijfel hebben
dat de werkelijke financiële situatie in deze Kadernota, binnen
de mogelijkheden die U hebt om het in beeld te brengen, is weer
gegeven. Wethouder Römkens sprak over overbodig en hij deed er
al een kleine plaagstoot bij toen hij in het eufemistische het
woordje werkelijk aan die verbintenis begon te geven. Wij wij
zen de motie volstrekt af, omdat deze motie niet los gezien kan
worden van de context van de uitgesproken tekst. Als je spreekt
in een tekst over "onbetrouwbaar", "slordig", "onaanvaardbaar"
en "misleidend", zal het duidelijk zijn dat deze motie voor ons
niet alleen overbodig is, maar zeer zwaar wordt afgewezen. Over
motie nr. 7 ten aanzien van de Incomproblematiek het volgende.
Ik ben duidelijk geweest in de richting van wat door U via wet
houder Hofsté naar voren is gebracht. Tegen die achtergrond is
naar onze mening op dit moment deze motie in het onderhande
lingsstadium prematuur. Ik kom nu bij motie 8. Daar heb ik in
feite net al over gesproken toen ik reageerde op datgene wat
wethouder Van Asseldonk gezegd heeft. Het karakter is op dit
moment niet aan de orde, gezien de stand van zaken waar U als
college mee bezig bent. Over motie nr. 9 het volgende. Wethou
der Römkens heeft in de richting van de heer Crul al in eerste
termijn gezegd, dat er door het college nogal wat gedaan is. Er
spelen twee belangrijke zaken. Dat zijn inderdaad de locale in-
komensproblematiek en besluitvorming daaromtrent en de fiatte
ring door hogere overheden. Dat is op zich een vraagstuk. In
zake het blind zijn voor de maatregelen, met name de uitvoering
van het gebeuren rond de 1-maart-circulaire in de Bredase situa
tie, zal het duidelijk zijn dat dat niet anders kan in de ver
kiezingstijd waarin wij nu leven. Motie nr. 9 zal door ons wor
den afgewezen.
De heer BOKKELKAMP
Ik wil het hele college danken voor de uitgebreide beantwoor
ding van de vragen en de stellingnamsdie we hebben uitgespro
ken bij de algemene beschouwingen ten aanzien van deze Kaderno
ta. Bij zo'n woordenbrij die over U en ons heen is gegaan, maak