10 APRIL 1986 222 zegt in feite: "geacht college van Breda, deze zaak had U moe ten voorzien. Dat had U met de P.N.E.M. moeten regelen. Op dat punt zijn wij geen partij". Ik had daar graag enige uitleg over, evenals over de twee brieven van het I.Z.A. en de brief van het college met het standpunt omtrent de verdere procedure inzake I.Z.A.danwel I.Z.R. De heer SCHARFF Ik vind het toch jammer dat ons op het laatste moment weer in formatie bereikt. Vooral in deze complexe zaak wordt het steeds moeilijker als op het laatste moment nog allerlei wijzigingen worden aangereikt, waarvan je de context zo snel niet kan opzoe ken en dan wordt je geacht daar vrede mee te hebben. Ik maak daar bezwaar tegen. Het zal niet veel uitmaken, maar ik wil het wel gezegd hebben. Het hele probleem waar we vanavond over pra ten, is voor ons ontzettend moeilijk geweest. We hebben er heel lang over gepraat. Het is een voorstel met nogal vergaande con sequenties, zowel naar de gemeente als naar de gebruikers toe en alles wat daar tussenin zit. Na langdurige discussie zijn wij toch tot een afweging gekomen. De positieve kant is al eer der naar voren gebracht. Je zit nu inderdaad in een situatie waarin je feitelijk je handen vrij hebt om tot een bepaald eind resultaat te komen. Dat biedt ongetwijfeld voordelen ten opzich te van een situatie waarin je mogelijk gedwongen wordt tot be paalde maatregelen omtrent samenwerking of opgaan in de P.N.E.M. Ik heb begrepen dat er in de commissie daarover ge praat is, maar er is geen duidelijkheid over gekomen. Is het werkelijk zo, dat de voorgestane landelijke ontwikkeling zich ook zal doorzetten? Gezien de verkiezingen die op komst zijn met mogelijk een andere regering, die een wat andere invalshoek zal kiezen, sluit ik op grond daarvan bij voorbaat niet uit dat die ontwikkeling nog wei zal meevallen. Ik hoop dat al thans, want ik ben er zelf geen voorstander van. Een ander voor deel voor de gemeente is zonder enige twijfel, en dat heeft bij ons zwaar meegewogen, dat er een financieel beeld uit is geko men, waar de gemeente redelijk positief over kan denken. We zijn in ieder geval de risico's, die niet denkbeeldig zijn met betrekking tot de stadsverwarming, kwijt. Op zich is dat iets waar we al vaker in de commissie op hebben aangedrongen. Dat is een gunstige zaak. Van de zijde van het personeel is positief gereageerd op deze ontwikkeling. Dat weegt voor ons ook zwaar. Daarnaast is er een aantal belangrijke negatieve punten te con stateren. Eerdere sprekers hebben gewezen op de invloed die de gemeente Breda nog heeft op het beleid van het Enwa en dan met name in de richting van de consument. Er is in de commissie ge steld, dat wij wel degelijk die invloed houden. Als het puntje bij paaltje komt, wordt in feite de P.N.E.M. gecontroleerd door de meerderheidsaandeelhouder en dat is de provincie. Over een aantal zaken die de directe gebruiker betreft, heeft de provin cie uiteindelijk het laatste woord. Zij kunnen hooguit vragen of zij alstublieft bepaalde dingen zouden willen doen of la ten. Een ander belangrijk negatief punt en dat weegt eigenlijk voor mij het zwaarst, is de hele ontwikkeling waar je dat in

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1986 | | pagina 222