10 APRIL 1986 223 het landelijk kader moet plaatsen. Het streven naar de drie lan delijke eenheden, die de energievoorziening gaan beheersen, is een slechte zaak en wel om twee redenen. Er ontstaat daardoor een soort grootschaligheid, waar je feitelijk en zeker vanuit locaal niveau geen grip meer op hebt. Het wordt een landelijk beleid en waarom? De heer De Hoogh heeft gesteld dat dat te ma ken heeft met een prijsbeleid dat de regering wil gaan voeren. Dat is ongetwijfeld juist. Aan de andere kant speelt dat een belangrijke rol in de beslissing om die richting op te gaan. Daarnaast creëer je daardoor een draagvlak voor grootschalige en vooral kapitaalintensieve investeringen, zoals die in de sfeer van de kernenergie noodzakelijk zijn volgens de rege ring. Dat is één van de achtergronden waarom deze ontwikkeling ingezet en gaande is. Ik hoef U niet te zeggen, dat ik dat een slechte ontwikkeling vind, want dat is genoegzaam bekend. In hoeverre, en met name in de richting van de P.v.d.A. vraag ik dat, laat men dat meewegen in het oordeel over het voorstel zoals dat vanavond hier ter tafel ligt? Naar ik begrepen heb, is men landelijk bij de P.v.d.A. geen voorstander van de ont wikkeling, zoals die in feite op ons afkomt. Om de redenen, die ik net uiteen heb gezet, is dat een verstandig standpunt. De heer DE HOOGH Ik heb bij interruptie een grapje tussendoor. U weet dat de P.v.d.A. in de raadsdiscussie over de kerncentrale Moerdijk bij de gemeente Breda een vinger in de pap had via het lidmaatschap van het I.H.M. en ook verantwoordelijkheid daarvoor had. Wij hebben het standpunt tegen ingenomen. U weet intussen dat wij daar geen stap mee verder zijn gekomen. De vraag is in feite nu in hoeverre je met een Enwa een kerncentrale tegenhoudt. Juist op die punten, waar je ais gemeente invloed hebt, kun je zelfs formeel praten over grondaankoop en opties. Het is kennelijk niet voldoende om een maatschappelijk verantwoord standpunt in te nemen. Uw opmerking in dit verband inzake dit agendapunt is niet ter zake. Er is wel alle respect voor Uw opvatting, die door ons wordt gedeeld. De heer SCHARFF Dat is dan Uw opstelling nu. Ik heb net aangegeven, dat er spra ke is van een landelijke tendens, die ten doel heeft een aantal dingen te bereiken, waar de P.v.d.A. zelf niet voor is. Dat is een insteek voor het probleem van vanavond dat best genoemd mag worden en mag meewegen. Feitelijk leveren wij nu vrijwillig een bijdrage aan het beleid waarvan we landelijk zeggen dat dat geen goede zaak is. Ik heb in het begin al aangegeven, dat het een moeilijk probleem is. Er zitten voor- en nadelen aan. Uit eindelijk en dat kan ik U kortheidshalve meteen meedelen, heb ben bij ons de nadelen omtrent de grootschaligheid en de achter liggende gedachte die daar een rol speelt, de doorslag gege ven. Wij zijn er niet van overtuigd dat coute que coute die zaak doorgaat. Wij zouden dan ook graag zien dat dit voorstel niet wordt aangenomen en af te wachten of we te zijner tijd in derdaad vanuit de landelijke overheid gedwongen zouden worden om deze weg op te gaan. Het is dan vroeg genoeg om daar nog

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1986 | | pagina 223